Libanon, hutspot van etnische groepen
In Beiroet krioelt het van de kerken. Alle klokken luiden. Het is zaterdagavond zes uur. Wie het presbyteriaanse bedehuis wil bereiken, moet eerst prikkeldraad passeren. In de stad staan soldaten op alle hoeken. Af en toe rijdt een tank voorbij. Dat is Beiroet vlak voor het geweld begin mei 2008. Het percentage christenen neemt af. „Ik ben wel bezorgd over de toekomst van Libanon, maar niet pessimistisch”, zegt de presbyteriaanse ds. Habib Badr.
Christenen vormen na de acties van Hezbollah nauwelijks nog een machtsfactor in Libanon. Toch zijn zij een niet te verwaarlozen groep. „Tot nu toe heeft onze cultuur iets christelijks”, zegt ds. Badr. „Ons land is het enige land in de regio waar de zondag nog een rustdag is.”Ds. Badr dient de oudste Arabischsprekende presbyteriaanse kerk in Beiroet. Hij geeft les aan de Near East School of Theology (NEST) en is lid van het uitvoerend comité van de Middle East Council of Churches (MECC). Zijn presbyteriaanse gemeente zorgt voor drie scholen met in totaal 1500 leerlingen. Van al die jongeren komt 90 procent uit moslimgezinnen.
Mike Bassous, algemeen secretaris van het Libanese Bijbelgenootschap, bevestigt dat het hoge opleidingsniveau van het onderwijs moslims ertoe brengt hun kinderen naar christelijke scholen in Libanon te sturen.
Ds. Souhail Saoud, voorzitter van de bond van 31 protestantse scholen in Libanon, onderstreept het belang van het onderwijs. „In het zuiden moesten veel kerken dicht, door oorlog en emigratie. Alleen van een christelijk leven kan al getuigenis uitgaan.”
Pater David Biacsi, een jezuïet, vertelt dat veel ministers hebben gestudeerd aan de Notre-Dame de Jamhourhogeschool en de door jezuïeten in stand gehouden St.-Jozefuniversiteit. „Er zijn tal van scholen in van oorsprong christelijke dorpen waar andere structuren inmiddels ontbreken.”
Ds. Sebouh Terzian van de Armeens Evangelische Kerk wijst op het belang van de christelijke universiteit van zijn kerk. „Onder onze studenten zijn zowel christenen als moslims.”
Statistiek
Het effect van al dat onderwijs valt moeilijk vast te stellen. De laatste officiële volkstelling had plaats in 1932. Volgens de uitslag daarvan bestond de bevolking van Libanon voor circa 53 procent uit christenen.
De regering peinst er niet over om nog eens zo’n volkstelling te organiseren. Ze vreest kennelijk voor de uitkomst. Als moslims kunnen aantonen dat zij in de meerderheid zijn, eisen ze meer regeringsinvloed, met alle gevolgen van dien.
Er is wel sprake van informele statistieken van kerken. Maar ook ds. George Mourad, voorzitter van de synode van de National Evangelical Presbyterian Church, voelt er niets voor schriftelijke informatie te delen. Hij denkt dat nog een derde van de Libanese bevolking christen is.
Ds. Badr: „Bijbels gezien is het aantal ook niet belangrijk. De prediking van twaalf discipelen veranderde het hele Romeinse keizerrijk.”
Bassous: „In het gebied van Syrië, Libanon, Palestina en Jordanië was rond 1900 een kwart van de mensen christelijk. Nu is dit percentage teruggelopen tot 5 procent. In een recente publicatie uit Rome wordt beweerd dat nog 39 procent van de Libanezen tot de kerk behoort. Het is echter minder. Velen van hen wonen al in Canada, Australië of elders in het westen.”
Emigratie
Ds. Wilbert van Saane zegt dat in de gemeente in Beiroet, waartoe hij behoort, de leeftijdsgroep tussen de 22 en de 45 jaar vrijwel ontbreekt. „Die groep emigreerde naar de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, Frankrijk, de Verenigde Staten, Canada of Australië. Met een goede opleiding kunnen ze daar zo aan het werk.”
Als reden noemt ds. Van Saane dat Libanon er in economisch opzicht niet best voorstaat. „Maar er is een onderliggend motief. Kinderen groeien op met de vraag of er nog hoop is voor christenen in het Midden-Oosten. En ouders zeggen: Waarom zouden wij onze kinderen te midden van dit geweld grootbrengen? Velen lopen rond met trauma’s als gevolg van de burgeroorlog. Velen koesteren het idee dat de islam de leiding overneemt. Niet zozeer het verschil in geloof, maar het geweld jaagt mensen weg.”
Ds. Van Saane spreekt liever niet over christenvervolging in Libanon. „Tenzij een moslim christen wordt. Dan is de familie in staat een prijs op zijn hoofd te zetten. Maar dat gaat over een minimale groep. Ik denk dat 70 procent van de Libanese bevolking rondloopt met gedachten over emigratie. Daaronder zijn ook moslims. Er wonen naar schatting 15 miljoen Libanezen in het buitenland en maar 4 miljoen in Libanon.”
Motieven
Ook ds. Terzian is ervan overtuigd dat emigratie vooral plaatsheeft vanuit economische motieven, en om het geweld te ontvluchten. „Maar als mensen alleen vertrekken omdat ze zich hier als christen onveilig voelen, maak ik ze attent op andere dingen. In zeker opzicht helpen moslims ons bij het vasthouden aan onze waarden en normen. Moslims willen ook niets weten van drugs of van seksuele losbandigheid. Misschien lokt elders de welvaart.”
De echtgenoot van Nayla Moawad trad in 1989 aan als president van Libanon. Kort daarop werd hij vermoord. Moawad, die minister van Sociale Zaken is, denkt dat menigeen het land verlaat vanwege de armoede en de verwachting van een betere toekomst. „Ons land zal nooit zonder christenen zijn. Maronieten fungeren al meer dan duizend jaar als het geweten van Libanon. Als het land zijn christenen kwijtraakt, verliest het zijn identiteit.”
Ds. Badr vestigt de aandacht op de vrees voor het evangeliseren van moslims. „Dat leeft in Egypte sterker dan in Libanon. En wij dienen dat te accepteren. Want we vragen zelf ook ruimte om te evangeliseren.”
Islam
Vormt een dreigende islam de oorzaak van emigratie van christenen? Prof. Jon Hoover, een Amerikaanse docent aan de NEST, vindt dat een lastige vraag. „De maatschappij is complex. Clanleiders hebben veel macht. In het zuiden speelt de tegenstelling met Israël. De religieuze verscheidenheid is groot. Libanon is een hutspot van etnische groepen, vaak beïnvloed door buitenlandse krachten.”
Egyptenaar ds. George Saleh, algemeen secretaris van de MECC, nuanceert dat. Hij gelooft niet dat ”de islam” de grote oorzaak is van het vertrek van christenen. „Er zijn moslims die zich extreem gedragen, maar anderen leiden een normaal leven. Pas op voor islamfobie. Niet alleen christenen vertrekken. Er is ook sprake van druk van extreme moslims op gematigde moslims. Er zullen altijd christenen blijven in de Arabische wereld. En de presentie van Christus is niet gerelateerd aan aantallen.”
Ds. Mourad wijst op het feit dat moslims meer betrokken zijn op hun land. „Christenen trekken van het dorp naar de stad, en van de stad naar het westen. Als het leven hier er niet beter op wordt, komen ze nooit meer terug. Ze zijn meer gericht op westerse landen. Elk kind uit een christelijk gezin wil toch achter de computer!”
Hermeneutiek
Wereldwijd ziet Hoover een toename van het islamisme. Dat staat voor een manifestatie van de islam waarin deze de religieuze en politieke beloften voor het totale leven vervult, zoals dat vorm krijgt bij Hezbollah. „In Libanon vooral onder de sjiieten. Maar in andere landen groeit dat islamisme ook onder soennieten. Moslims zijn niet hét probleem van het land. Ze zijn een deel van het probleem. De moslim is dus hooguit een van de redenen voor emigratie van christenen.”
Hoover: „Moslims lezen de tekst van de Koran anders dan protestanten de Bijbel lezen. De hermeneutiek is verschillend. Traditioneel mogen bijvoorbeeld alleen de leiders, of mag alleen de sultan beslissen over de vraag of het tijd is voor gewapende jihad. Maar er zijn ook moslims die menen zélf zo’n besluit te kunnen nemen.”
Goede relatie
Vaak is overigens ook sprake van een goede verhouding tussen christenen en moslims. Ds. Van Saane: „Protestanten wonen in het westelijk deel van Beiroet tussen de soennieten beter dan te midden van de meer arrogante maronieten in het oosten van de stad. Zij gaan goed met elkaar om. Wel is de verhouding tussen moslims en maronieten vaak niet zo best.”
Ds. Terzian vertelt: „Wij leefden vroeger met christenen, joden en moslims samen. Wij discussieerden niet, wij speelden samen.”
Ds. Badr meent dat de houding van de islam radicaler zou zijn als er niet regelmatig gesprekken waren tussen christenen en moslims. „Wij proberen vrienden te zijn. We voeren gesprekken over theologische onderwerpen en over het concept van de staat. Soms leidt dat tot meer begrip.”
Conflicten
Dat alles neemt niet weg dat er ook op basaal niveau sprake kan zijn van conflicten tussen christenen en moslims. Pater David vertelt over christelijke dorpen die ingeklemd zitten tussen de moslims. Bijvoorbeeld in de Bekaavallei en in het zuidelijke Hezbollahgebied. „Christenen daar verkopen hun land aan moslims, nog niet eens zozeer onder druk, hoewel angst soms wel een rol speelt, maar meer omdat moslims steeds meer de publieke ruimte innemen.”
Conflicten kunnen ook ontstaan bij het veranderen van godsdienst. Een moslim kan in Libanon, als hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, overgaan tot het christelijk geloof. Het is niet de overheid die zo iemand dwarszit. Zij bemoeit zich niet met de interne aangelegenheden van kerken. Wel kan zo’n overgang het ongenoegen van de familie oproepen. Daarom blijft een moslim die christen werd soms toch liever geregistreerd staan als moslim.
Geen rally’s
Een predikant die onbekend wil blijven, vertelt dat hij al vele voormalige moslims heeft gedoopt. In de zee. Hij produceert, speciaal voor moslims, in een eigen studio cassettebandjes met de boodschap van het Evangelie.
Ds. Badr verwacht niet dat alle christenen Libanon zullen verlaten. „Ik baseer mijn analyse op de geschiedenis. En verder heeft de kerk de roeping om te blijven getuigen, door haar levensstijl, door haar aanwezigheid.”
Lappendeken
Hoe ziet de religieuze kaart van Libanon eruit? Soennieten wonen overal, maar vooral in de kuststeden en in de buurt van Tripoli. Het zuiden telt vooral sjiieten, van wie de meesten gelieerd zijn aan Hezbollah.
In het Choufgebergte, zuidoostelijk van Beiroet, zitten vooral druzen. Zij hebben ook islamitische wortels. Tussen de druzen en de sjiieten liggen in de buurt van de berg Hermon christelijke dorpen. Ook het Libanongebergte, ten noordoosten van Beiroet, is overwegend christelijk.
Meer dan de helft van de Libanese christenen behoort tot de Maronitische Kerk. De Grieks-orthodoxe Kerk is de tweede in grootte. Verder bestaan er tal van Armeense, Griekse en Syrische kerken, die orthodox, katholiek of evangelisch -lees: protestants- zijn. Christenvluchtelingen uit Irak, Iran en de Palestijnse gebieden brachten allen hun eigen kerkelijke kleur mee.
In deze religieuze lappendeken vigeert al tientallen jaren een politiek systeem, waarin plaats moet zijn voor alle godsdiensten. De president behoort een maronitisch christen te zijn, de premier soenniet, en de parlementsvoorzitter sjiiet.
Nayla Moawad, minister van Sociale Zaken, zegt: „Iedere christen moet begrijpen dat participeren in de regering een rechtvaardiging vormt van de presentie van christenen in het Midden-Oosten.”
De vijftien jaar durende strijd (1975-1990) tussen maronitische (dus christelijke) en islamitische burgerlegers -het Progressieve Front van Druzen, soennieten en sjiieten, gesteund door Palestijnen- zorgde voor chaos. Toen de rust enigszins hersteld was, moesten christenen genoegen nemen met minder zeggenschap.
Door het in mei gesloten akkoord van Qatar is de invloed van de christenen verder teruggelopen.