Genoeg van het zakelijk liegen en bedriegen
Hoe is het leven van een christelijk gezin in China? In deze serie worden twee weken lang de zorgen en vreugden van een jong gezin uit de zuidwestelijke provincie Sichuan belicht. Vandaag: Geloven kost wat.
’s Ochtends om halfacht kun je er de klok op gelijk zetten. Dan ronkt Leon in zijn auto weg bij het appartement waar hij met zijn vrouw Grace en zoontje Jerry woont. Hemelsbreed is de afstand tussen thuis en het bedrijf waar hij werkt, niet zo groot, maar Chengdu, de stad waar ze wonen, telt ruim 10 miljoen inwoners, en als die ’s ochtends met z’n allen op gang komen is er al snel geen doorkomen meer aan. Op tijd vertrekken dus.Niet iedereen heeft haast deze ochtend. In de parken die Leon op weg naar kantoor passeert, staan groepjes ouderen tai chi- oefeningen te doen. Wie niet beter weet, ziet een verzameling etalagepoppen die met hun armen en benen in dezelfde stand zijn gezet. Traag en beheerst gaan de armen omhoog en naar beneden. Even verderop staan bejaarde vrouwen een metalen hek omver te trekken. Althans, zo lijkt het. Wie langer kijkt ontdekt dat ook zij rek- en strekoefeningen doen, daarbij het hek als turntoestel gebruikend. Alleen ouderen hebben ’s ochtends kennelijk tijd voor dit soort ontspanning.
Leon werkt als ingenieur bij een staatsbedrijf (met zo’n 1000 man/vrouw als werknemer) dat technologie voor olie- en gaswinning ontwikkelt. Een „strategische industrietak” noemen de Chinezen dat, en daarom houden ze die graag in handen van de staat. Niks privatisering dus. Dat neemt niet weg dat ook dit bedrijf inmiddels beursgenoteerd is (met een meerderheidsbelang voor de staat); voor het overige is het nog een ouderwetse kolos uit de communistische tijd.
Hij maakt lange dagen. ’s Avonds rond zessen thuis eten is er vaak niet bij. Regelmatig vliegt hij voor werkoverleg naar Peking, waar het hoofdkantoor zit, en dan is thuiskomen helemaal een solitaire bezigheid.
Grace hoeft voor haar parttimebaan de deur niet uit, en dat is handig als je tussendoor voor de kleine Jerry wilt zorgen. Ze verzorgt voor een aantal bedrijven de boekhouding en dat kan gewoon thuis achter haar pc.
Grace begon als boekhouder bij een Chinees bedrijf, maar als christen, vertelt ze, had ze grote moeite met de daar gebezigde praktijken op het terrein van fraude en omkoperij. „Om de haverklap moest ik niet bestaande kostenposten opvoeren, cijfers wat gunstiger kleuren, of juist minder gunstig bijstellen (want dat scheelde weer belasting) - en om me over de streep te krijgen kreeg ik dan extra salaris toegeschoven.”
Grace vertelt dat ze de Heere God heeft gebeden om een uitweg. En die kwam toen enkele vrienden haar wezen op een vacature bij een buitenlands bedrijf. Ze werkt nu enkel nog voor westerse ondernemingen, en dat bevalt haar best. „Die houden zich aan de wettelijke regels en dat werkt voor een boekhouder een stuk prettiger.” Grace voegt eraan toen dat ze binnen deze bedrijven diverse christenen kent met wie ze zo af en toe contact heeft. Christen of niet, westerlingen zijn wat haar betreft aanzienlijk plezieriger in de omgang. „Dat transparante spreekt me aan. Bij jullie hoef je niet telkens te denken: wat zou hij nu echt denken? En als je dan ook nog christelijke collega’s kent, dan weet je het zeker: we houden elkaar niet voor de gek.”
In het staatsbedrijf waar Leon werkt, speelt de Communistische Partij nog een geducht woordje mee als het gaat om het leiden van het bedrijf. Ruim 80 procent van de managers is lid van de partij. „Mijn chef vroeg twee jaar geleden of ik ook lid wilde worden, dan kon ik promotie maken. Als christen kan ik dat natuurlijk onmogelijk doen, dus ik heb hem gezegd dat de baan die ik nu heb goed genoeg was.” Vorig jaar kwam het verzoek tot overplaatsing naar de afdeling marketing. Ook daarvoor bedankte Leon. „Denk je eens in wat dat werk inhoudt. Met potentiële klanten ’s avonds de kroeg in, of naar andere vermaakcentra, en maar drinken tot in de late uurtjes.” Leon zegt niet jaloers te zijn op collega’s die wel promotie maken en het tot manager schoppen. „Ik doe mijn werk goed, wordt daar ook naar beloond, dus ik heb niets te klagen.”
Op de afdeling waar hij werkt, weten ze dat hij christen is. „In het begin wilden ze alles van me weten: waarom ik geen carrière wil maken bijvoorbeeld.” Grace licht toe dat Chinezen geld als het enige criterium beschouwen dat iemands waarde in het leven bepaalt. „Daarom is iedereen er zo op gebrand om zo veel mogelijk te verdienen.”
Maar innerlijk blijven ze leeg, en dat valt des te meer op wanneer er zo’n zonderlinge christen op de afdeling rondloopt. Daarom weet Leon zeker dat God hem op deze plek heeft geplaatst. „Veel van mijn collega’s zijn op de een of andere manier op zoek naar vrede in hun hart. Als zij zien dat wij christenen innerlijke rust hebben gevonden, merk je aan ze: dat zouden ze ook wel willen.” En toch komt het er vaak niet van, omdat de meesten niet bereid zijn hun oude leven op te geven, zo merkt Leon. Een leven van jagen op promotie, van steeds meer geld verdienen, zodat je een mooi huis en een dure auto kunt kopen, is hen meer dierbaar. „En om te midden van die hectiek toch iets van innerlijke rust te ervaren, bezoeken ze dan maar een boeddistische tempel, om er te bidden en te offeren.” Leon glimlacht als hij de woorden uitspreekt.
Uit die lichte spot in zijn stem blijkt overduidelijk: hier zit iemand die maatschappelijk misschien iets van een ’loser’ heeft, maar als mens heeft hij wel degelijk promotie gemaakt.
Vrijdag deel 3.