Zes miljoen Joden kwamen tijdens het regime van Adolf Hitler om het leven. Een duizelingwekkend aantal: 6.000.000. Gedood, vermoord, vernietigd. Welke invloed heeft de Holocaust ruim zestig jaar later nog op Israël, op het Joodse volk? Prof. dr. Arieh Kochavi: „Dé les van de Holocaust is dat we uiteindelijk niemand kunnen vertrouwen.”
Het Strochlitz Institute of Holocaust Studies in Haifa, waarvan Kochavi directeur is, bevindt zich op de 22e etage van de Eshkol Tower, een van de gebouwen van de universiteit van Haifa. Het uitzicht is fascinerend. De Noord-Israëlische stad is deels gebouwd op de berg Karmel - hier ergens moet de jongen van de profeet Elia de „kleine wolk als eens mans hand” hebben ontwaard.
Het Strochlitzinstituut werd opgericht in 1983, 25 jaar geleden. Zo’n twaalf jaar staat het nu onder leiding van prof. Kochavi.
Groot is het onderzoekscentrum niet, zegt hij. „Maar we beschikken over een omvangrijk netwerk van wetenschappers over de hele wereld. We organiseren conferenties, symposia, workshops. Wat ons voor ogen staat, is een zo veel mogelijk interdisciplinaire benadering van de Holocaust. Samenwerking dus. Artikelen in ons wetenschappelijk bulletin zijn van de hand van historici, sociologen, psychologen. Daarin zijn we uniek. Het is een heel andere benadering dan die vaak gehanteerd wordt, waarbij iedereen vanuit zijn eigen vakgebied naar de Holocaust kijkt. De Shoah is zo complex, zo veelomvattend, dat dat eigenlijk niet mogelijk is.”
Volgens het recent verschenen boek ”Was jeder vom Judentum wissen muss” verdient het woord Shoah de voorkeur boven Holocaust.
„Ik weet dat veel onderzoekers het begrip Shoah gebruiken. Maar onder het grote publiek is de term Holocaust gangbaar om de moord op 6 miljoen Joden mee aan te duiden. Prima, lijkt me.”
Prijsvraag
Er mag dan al ontzaglijk veel rond de Holocaust zijn gepubliceerd, er is nog werk te over, aldus de 55-jarige Joodse historicus. „Nog steeds worden er nieuwe dingen ontdekt; er komt ook nog steeds nieuw materiaal vrij, sinds de val van de Sovjet-Unie bijvoorbeeld. In landen als Hongarije en Roemenië gaan de archieven pas de laatste jaren open. Er komt ook een nieuwe generatie historici op, in Polen onder andere, die goed werk verricht. Met Poolse onderzoekers werken we nauw samen.”
„Wat we de laatste tijd ook meer en meer zien”, zegt hij, „is dat overlevenden van de oorlog, van de concentratiekampen, over hun ervaringen gaan praten of die op papier beginnen te zetten. Jarenlang hebben ze gezwegen, soms zelfs tegenover hun man of vrouw, hun kinderen. Nu het einde van hun leven nadert, ontstaat er bij velen iets van: als wij niet vertellen wat er gebeurd is, wie zal het dan doen?”
Ook het Strochlitzinstituut zelf doet er alles aan om, nu het nog kan, zo veel mogelijk ’verhalen’ met betrekking tot de Holocaust boven water te krijgen. Kochavi: „Elk jaar schrijven we een prijsvraag uit voor leerlingen op de middelbare scholen in Israël. Ze krijgen dan de opdracht om bijvoorbeeld hun grootouders te interviewen, als die nog leven, en daar vervolgens iets mee te doen. Dat kan van alles zijn: een paper schrijven, een toneelstuk maken. Wat dat oplevert, is echt ongelooflijk. Ook voor leerlingen zelf is het buitengewoon nuttig om zich in deze periode te verdiepen.”
In hoeverre ondervinden kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van Holocaustoverlevenden of -overledenen nog de gevolgen van de Shoah?
„Ik ben geen deskundige op dit terrein, maar wat ik op conferenties hoor, is dat op deze vraag geen eenduidig antwoord te geven valt. Volgens sommige wetenschappers hebben de tweede en de derde generatie met specifieke problemen, trauma’s, te kampen; anderen menen dat je dat niet zomaar kunt zeggen.”
Hebt u zelf familieleden verloren in de oorlog?
„Zeker.”
Stilte. „Natuurlijk, zou ik bijna zeggen. De ouders van mijn vrouw zijn allebei omgekomen in Auschwitz. Mijn moeder is naar Rusland ontsnapt, de familie van mijn vader, een deel daarvan althans, heeft het geluk gehad naar Brazilië te kunnen ontsnappen. Maar verder zijn we beiden heel wat familieleden kwijtgeraakt, ja. Zoals de meeste inwoners van Israël. Iedereen in dit land heeft een verhaal.”
U bent Israëli van geboorte?
„Ik ben hier geboren, in 1953. Mijn vader was lid van de bemanning van de Exodus, het schip dat in 1947 naar Palestina kwam, maar door de Britten weer werd teruggestuurd - naar Duitsland. Uiteindelijk is mijn vader hier toch aangekomen en heeft hij meegevochten in de Onafhankelijkheidsoorlog. Waarin hij trouwens gewond is geraakt.”
Vele jaren wordt de Holocaust inmiddels bestudeerd. Komt een verklaring, een antwoord op de vraag naar het waarom dichterbij?
„Er staat ons, zo veel jaar later, meer materiaal ter beschikking, er zijn ons meer details bekend. En hoe meer je weet, hoe beter je begrijpt hóé iets gebeurd is.
Maar daar houdt het mee op. De Holocaust blijft iets onbevattelijks. Ik heb er nu al zo veel over gehoord, zo veel over gelezen; ik houd me er ook continu mee bezig, maar ik zal nooit begrijpen hoe mensen tot zoiets in staat kunnen zijn. Hoe gewóne mensen overdag als beesten tekeer konden gaan in de concentratiekampen, om ’s avonds thuis de hond uit te laten, en bij hun gezin te zijn. Dat vált niet te verklaren.”
In hoeverre is de Holocaust ruim zestig jaar later nog een issue in Israël?
„De impact is nog altijd enorm. Alleen al in politiek opzicht. Ik denk, om maar iets te noemen, dat je het conflict tussen Israël en de Arabieren in wezen niet kunt begrijpen als je geen oog hebt voor de erfenis van de Holocaust.”
Kunt u dat toelichten?
„Het gevoel van onveiligheid onder Israëli’s is sterk. De uitspraken van de president van Iran, Ahmadinejad, dat Israël voorgoed moet verdwijnen, zijn voor ons niet alleen maar woorden, omdat er ruim zestig jaar geleden óók iemand was die woorden als deze in daden omzette.
Je merkt dat in gesprekken met mensen die hun vader verloren, hun broers en zussen, hun opa of oma. Ze hebben allemaal iets van: we dienen onszélf te beschermen. We kunnen er niet op vertrouwen dat andere mensen het werk voor ons zullen doen. Natuurlijk waren er in de Tweede Wereldoorlog mensen die Joden hebben geholpen. Maar de grote meerderheid deed dat níét. En dat geeft veel Joden het gevoel: als het erop aankomt, kunnen we alleen onszelf vertrouwen.”
Ook op Amerika, toch een van Israëls trouwste bondgenoten, is uiteindelijk niet te bouwen?
„Natuurlijk is er Amerika. Maar toch: we zullen onszelf moeten beschermen en ervoor moeten zorgen dat we sterk genoeg zijn om dat te kunnen doen. Ik denk dat dát de les, of een van de voornaamste lessen, van de Holocaust is. Zo zie ik het tenminste; ik kan natuurlijk niet voor alle Israëli’s spreken.
We hebben hier denk ik nog altijd het gevoel dat we worstelen om te overleven. We voelen ons niet veilig, nooit. Juist niet, gelet op de landen die ons omringen. Kijk, in de meeste media wordt Israël geportretteerd als een buitengewoon sterk land, met indrukwekkende tanks, gevechtsvliegtuigen, je kent het. Maar ons, laat ik zeggen, basale gevoel is er een van onveiligheid. En dat heeft alles te maken met de Holocaust.”
En misschien niet alleen met de Holocaust, maar met de gehele geschiedenis van het Joodse volk?
„Natuurlijk, maar de Holocaust is denk ik het meest invloedrijk geweest.”
Zou er, ooit, nóg een Holocaust kunnen plaatsvinden?
Met een glimlach: „Als historicus kan ik niet in de toekomst kijken.”
Dat kan niemand.
„Het feit dat er een Holocaust hééft plaatsgevonden, betekent dat het niet uitgesloten is. Denk aan wat er, om maar wat te noemen, in Afrika, Darfur, gebeurt.”
Steeds vaker komt het voor dat de Holocaust op één lijn wordt gesteld met „andere genocides”, zoals de Armeense genocide (”De eerste Holocaust”, aldus de titel van een recent boek). Terecht?
„Op tal van momenten in de wereldgeschiedenis zijn er mensen, groepen mensen, grote groepen mensen, vermoord. En toch. Bij de Holocaust ging het om één doel: de uitroeiing van een heel volk, het Joodse volk. Met behulp van alle mogelijke middelen en puur en alleen omdat zij Joden waren. Daarin is de Holocaust, inderdaad, uniek. Helaas. Waarmee níét gezegd is dat wat in Darfur, of indertijd in Bosnië, of waar dan ook, gebeurt minder erg is. Het is verschrikkelijk, en de wereld is verplicht daar in te grijpen.”
Wereldwijd, ook in Nederland, gaan steeds meer kritische stemmen op ten aanzien van Israël.
„Ik weet het. Natuurlijk weet ik dat.”
De manier waarop Israël met de Palestijnen omgaat, of zou omgaan, wordt nogal eens vergeleken met de wijze waarop de nazi’s de Joden behandelden.
„Verschrikkelijk vind ik dat. Verschríkkelijk. Ik denk dat het vergelijken van Joodse soldaten met Duitsers het verschrikkelijkste is wat iemand kan doen. Zeker, we hebben een veiligheidsmuur gebouwd, en we vechten om onszelf te beschermen. Maar doen we dat niet, dan zijn we er straks geweest.
Alle kritiek op Israël, op de omgang van Israël met de Palestijnen, accepteer ik. Daar wil ik over praten, over discussiëren op basis van argumenten. Zelf was ik ook tegen de eerste Libanonoorlog; niet tegen de laatste trouwens.
Máár”, (Kochavi pauzeert even) „als je zúlke vergelijkingen maakt, overtreed je alle regels. Dan overtreed je alle regels. Vergelijk ons met, ik zeg maar wat, de Britse militairen in Irak, met Amerikaanse soldaten in Vietnam, of Afghanistan. Máár”, (buigt zich voorover) „vergelijk ons níét met de nazi’s. Ik heb zelf in het leger gezeten, als militair, als officier. Ik weet waarover ik praat.”
Overigens, zegt de directeur van het Strochlitzinstituut, „is mijns inziens de belangrijkste reden waarom mensen, ook in Nederland, tot zulke vergelijkingen komen dat zij op deze manier hun eigen gewetens willen ontlasten - voor wat er in de oorlog is gebeurd. Ik zou hier ook niet meteen het begrip antisemitisme voor willen gebruiken: ik vind dat je dat niet te gemakkelijk moet doen. Vaak heeft het ook te maken met onwetendheid. Of er spelen andere motieven een rol, en dan denk ik aan de manier waarop moslimimmigranten in Europese landen nogal eens worden behandeld.
Wat Nederland betreft: ik ben opgegroeid met de gedachte dat Holland achter ons staat. Holland was voor ons altijd het mooiste land en Hollanders het vriendelijkste volk ter wereld. Holland ondersteunde ons, door dik en dun. Daarmee is elke Israëli van mijn generatie opgegroeid. En ik houd nog steeds van Holland. Dat was ook een van de redenen waarom ik je meteen wilde ontvangen, omdat je uit Holland komt. Dat is niet zomaar iets van beleefdheid, dat meen ik. Ondanks, óndanks de rol die Holland heeft gespeeld in de Tweede Wereldoorlog waar het gaat om collaboratie met de Duitsers.”
Hezbollah
Een basaal gevoel van onveiligheid is wat Israël kenmerkt. „Maar”, zegt Kochavi, „we zullen ons niet nog een keer laten kisten.”
Hij wijst naar buiten. „Tijdens de laatste Libanonoorlog zat ik hier ook. In die tijd zijn heel wat raketten van Hezbollah in Haifa ingeslagen. Een kwam hier vlakbij naar beneden - ik zag hem gaan. Maar ik heb er bewust voor gekozen om híér, op deze kamer, op de 22e verdieping, door te werken. Als een soort protest: jullie kunnen doen wat je wilt, maar ik geef niet op. Ik moet wel zeggen dat het op zulke momenten niet zo eenvoudig is om je aandacht bij je boeken te houden.”
Zou er, als het gaat om een verklaring voor het lijden van het Joodse volk door de eeuwen heen, een verband te leggen zijn met de Bijbelse notie van het door God verkoren volk (zie bijvoorbeeld Deuteronomium 4)?
„Ik ben zelf niet religieus. Nee, zo voel ik dat niet.”
Hoe ziet u de toekomst van Israël?
„Ik ben optimistisch. Maar het zal niet gemakkelijk worden. Ik maak mij grote zorgen over landen als Iran. Ik neem hun dreigementen ook uiterst serieus. Maar ik zie toch ook wel lichtpuntjes.”