Als vrijheidsstrijder vocht hij eind jaren tachtig in de onherbergzame bergen van Noord-Irak tegen het bewind van Saddam Hussein. Nu maakt Sarkis Aghacan als minister van Financiën van Noord-Irak zich sterk voor een autonome regio voor de bedreigde christenen in het land. „Jezus heeft deze taak op mijn schouders gelegd.”
Het is vijf jaar geleden dat het regime van Saddam Hussein door de Verenigde Staten ten val werd gebracht. Deze ingrijpende gebeurtenis heeft de christenen echter nog weinig goeds gebracht.
Minister Aghacan maakt in zijn zwaarbewaakte ambtswoning in Erbil onderscheid tussen de situatie in het noorden van Irak enerzijds en het midden en zuiden van het land anderzijds. „In Noord-Irak had Saddam na de oorlog van 1991 en de veiligheidszone die daaruit voortvloeide niets meer in te brengen. In de min of meer onafhankelijke Koerdische staat die hier ontstond kregen de christenen rust en vrede; dat was al ver voor 2003.”
De christenen in Midden- en Zuid-Irak dachten dat met het vertrek van Saddam ook voor hen betere tijden zouden aanbreken. Aghacan: „Ze kwamen bedrogen uit. Christenen in steden als Bagdad, Basra en Mosul waren al snel het doelwit van aanslagen en ontvoeringen.”
Als gevolg van het door moslimextremisten gepleegde geweld vluchtten de christenen massaal naar de buurlanden Syrië en Jordanië, maar ook naar het relatief rustige noorden van Irak. „Er zijn 10.000 gezinnen in uit de grond gestampte dorpen ondergebracht. Tienduizend anderen wachten nog op een woning.” Aghacan vertelt er niet bij dat hij de woningen zelf heeft gefinancierd.
Christenen in Irak staan, stelt Aghacan, voor de keus: in Irak blijven of vertrekken. Voor de minister zelf is er geen keus. „Oorspronkelijk was dit ons land. Al 2000 jaar leven hier christenen. Dit is ons thuisland en daarom mogen we niet vertrekken.”
Hardop stelt de minister de vraag: „We willen blijven, maar waar, en ook: hoe? Voor mij is de enige oplossing autonomie. Als de christenen in het noorden van Irak een autonome regio krijgen, kan het christendom voor Irak bewaard blijven en zullen zelfs naar het buitenland gevluchte christenen terugkeren.”
Komt er geen autonoom gebied, dan voorziet de minister dat Koerden en Arabieren de christenen hun laatste gebieden afnemen. Het is de bedoeling dat een autonome regio een eigen parlement, regering, begroting, vlag, taal en rechtspraak krijgt. De economische basis is gegarandeerd als zo’n regio een deel van de nationale inkomsten krijgt.
Op een onafhankelijke christelijke staat is de gedreven minister niet uit. „Dat is absoluut niet de bedoeling. Er mogen ook Koerden, Arabieren en andere groepen wonen, maar de meerderheid zal christelijk zijn.”
Aghacan wil de grenzen liefst zo trekken dat de christenen in de meerderheid zijn. Het gebied komt voor een belangrijk deel in het Koerdische deel van Irak te liggen en voor een klein deel in het Arabische deel.
De minister ontkent niet dat er bij Arabieren en Koerden verzet is tegen zijn plan, „maar velen zijn voor.” Een belangrijk voorstander is de Koerdische premier Barzani. Aghacan en Barzani zijn goede vrienden. Als kind groeide de minister, nadat hij zijn ouders verloor, op bij de familie Barzani.
Aghacan heeft het plan voor het autonome gebied bij het Iraakse parlement ingediend. Het is de bedoeling dat de christelijke regio in de grondwet wordt vastgelegd. „Als dat lukt, is de val van Saddam voor 100 procent positief.”
Aghacan ziet de stemming in het parlement, die uiterlijk in november zal plaatshebben, met vertrouwen tegemoet. „Christus heeft het werk op mijn schouders gelegd. Zal Hij dan niet helpen?” En in één adem voegt hij eraan toe: „Jezus leidt mijn leven.”
Aghacan is van oorsprong een Assyrisch christen. „Maar omdat ik in mijn jeugd een presbyteriaanse school bezocht en daar meer over Christus hoorde spreken, ben ik presbyteriaan, zeg maar protestant, geworden.”
De christenen dragen de minister op handen. Mensen in zijn omgeving spreken over een wonder als ter sprake komt wat hij allemaal voor elkaar krijgt voor de christenen in Noord-Irak.
Een rondreis langs de nieuwe dorpen in het noorden maakt duidelijk hoeveel de minister voor de christenen betekent. Aan de Syrische grens is het oude Chaldese dorp Feishkhabur nieuw leven ingeblazen. Saddam had in het verleden de christenen verdreven en daar Arabieren geplaatst. Na de val van Saddam keerden de Arabieren naar hun eigen dorpen terug. Aghacan liet ruim honderd nieuwe woningen bouwen en hij liet de kerk die de Arabieren als schaapskooi gebruikten, volledig restaureren.
„Minister Aghacan maakte de terugkeer van de christenen mogelijk”, zegt vader Jozef, de plaatselijke priester. „Door zijn hulp krijgen de mensen weer moed. Ze zien Aghacan als hun redder. En je mag ook echt zeggen dat hier weer een toekomst mogelijk is.”
De geestelijke plaatst er gelijk een forse kanttekening bij. „Er is geen werk. Dat is het grootste minpunt. De mensen keren naar deze plek terug omdat ze hier geboren zijn. Maar de mensen die in Bagdad zijn geboren hebben geen enkele band met dit dorp. Als er niet snel werk komt, zie ik ze weer vertrekken.”
Ayad Jameel is als architect bij de bouwplannen in Noord-Irak betrokken. Zelf is hij drie jaar geleden uit Mosul vertrokken. „In een brief dreigden afpersers mij en mijn gezin te doden. Ze zouden ons in leven laten als we 5000 dollar betaalden.”
Jameel voldeed aan de eis en vertrok vervolgens onmiddellijk met zijn vrouw en kinderen. In de noordelijke stad Zakho hoorde hij van de plannen van de minister. „Aghacan was pas begonnen en kon mij goed gebruiken.”
„De minister doet zó veel”, vertelt de architect. „Hij bouwt niet alleen huizen, maar geeft ook geld voor voedsel. Sommige mensen gaf hij zelfs werk op zijn ministerie. Maar, werk blijft wel een probleem.”
De huizen zijn allemaal volgens hetzelfde ontwerp gebouwd: ruime woonkamer, keuken, badkamer met toilet en twee slaapkamers. Bouwkosten: 13.000 euro. Bij ieder dorp worden bovendien een school, een kerk en een gemeenschapsruimte gebouwd.
De dorpen kennen geen gemengde bevolking. Dat wil zeggen: Chaldeeërs wonen bij Chaldeeërs, Syrisch-orthodoxen bij Syrisch-orthodoxen en Assyriërs bij Assyriërs. „Iedereen bij elkaar stoppen zou niet werken”, zegt een dorpeling die anoniem wil blijven. „De kerken liggen hier al 1700 jaar lang met elkaar overhoop. Over die eeuwenoude conflicten stappen ze niet zomaar heen. Voor de vrede is het beter dat iedere religieuze groep apart woont.”
De dorpeling voegt eraan toe dat het plan van een autonome regio nog wel eens kan stuklopen op de onderlinge verdeeldheid. „Met het oog op de islam zouden de christenen meer moeten samenwerken, maar blijkbaar is de nood nog niet groot genoeg.”
Naast hoop is er dus ook twijfel over de haalbaarheid van het ambitieuze plan van de minister. In sommige dorpen zijn het de naburige Koerden die land hebben afgenomen. De christenen willen daar geen geweld tegenoverstellen. „Dat wil je niet als christen. Maar de regering, die om hulp is gevraagd, doet niets.”
In de christelijke dorpen die in het Arabische deel van Irak liggen, is de scepsis het grootst. Hier laten de islamieten zich het sterkst gelden. De Syrisch-katholieke priester Alman P. Danna in het dorp Bartella ziet de toekomst somber in. Dagelijks ondervindt hij in zijn dorp -vlak bij Mosul- wat het betekent om christen te zijn in een islamitisch land.
Dorpelingen staan met machinegeweren in de aanslag bij de toegangswegen. Grote betonblokken moeten voorkomen dat islamitische terroristen met vrachtauto’s vol explosieven toeslaan.
De priester wordt 24 uur per dag bewaakt door zijn lijfwachten. Recent klaagde Danna tegenover een Amerikaanse verslaggever dat het voor christenen eigenlijk geen leven is in Irak en dat ze daarom beter kunnen vertrekken. „De bisschop tikte me toen op de vingers, want de rooms-katholieke leiding wil dat we hier blijven. Maar waarvoor, vraag ik me af. Moeten we blijven om ons te laten afslachten? Wat doen Rome en Washington om ons te beschermen? Alleen de minister van Financiën helpt ons.”
Voor u is de situatie er met de val van Saddam Hussein niet beter op geworden.
Pater Danna: „Positief is dat we nu het ware gezicht van de islam zien. Onder Saddam hadden we het ook slecht, maar hij hield tenminste de islamieten onder de duim. Nu de sjiiet Al-Maliki premier is, denken de sjiieten in het naburige dorp dat ze alles met ons kunnen doen.”
Ook Danna weet van het plan voor een autonome regio. „Dat plan is een prachtige droom en het is te hopen dat het niet bij een droom blijft, maar nu is het wel nacht.”
Minister Aghacan kent alle vragen en twijfels. „De mensen hebben inderdaad geen werk, maar ik kan maar één ding tegelijk. Buitenlandse bedrijven staan gereed om voor 6 miljard in de regio te investeren. Eerst moeten we ervoor zorgen dat het plan door het parlement wordt goedgekeurd. Dan hebben we een rechtsbasis en kunnen we bij de Verenigde Naties aankloppen als we worden aangevallen. Nu kunnen we nergens heen.”
Dit is het eerste deel in een serie over het lot van de christenen in Irak.
Cijfers
Aantal christenen in Irak
- 1991 - Tot de Golfoorlog telt Irak 1,5 miljoen christenen.
- 2003 - Bij de val van Saddam zijn er nog 1 miljoen.
- 2008 - Vijf jaar na de inval van de Verenigde Staten zijn er 600.000 tot 800.000 christenen over.
Van de christenen in Irak is:
60 procent Chaldees-katholiek
20 procent Syrisch-katholiek
10 procent Syrisch-orthodox
10 procent Assyrisch