Kloppend hart van Byzantium
„Salomo, ik heb u overtroffen!” Met die uitspraak wijdt de grote Byzantijnse keizer Justinianus volgens de overlevering de Hagia Sophia in Constantinopel in. Het is 26 december 537. De grootste kerk ter wereld schittert vooral door haar immense koepel, die lijkt te zweven. Dat ook de koepel niet aan de wetten van de zwaartekracht kan ontsnappen, blijkt goed twintig jaar later. Het „achtste wereldwonder” raast in 558 naar beneden.
Byzantium. Het woord ruikt naar heftige hofintriges, naar oprukkende Osmanen en naar vroegtijdige vergankelijkheid. Misschien wel vooral naar dat laatste. Zelfs de naam van de hoofdstad van het glorieuze Byzantijnse Rijk, Constantinopel (of gewoon Byzantium), is sinds 1930 niet meer. Sinds 1453, toen sultan Mehmet II erin slaagde de laatste Byzantijnse keizer op de muren van de eeuwenoude christelijke stad te doden, is de stad in handen van „de islam.” Sultan Mehmet reed met paard en al de Hagia Sophia -Heilige Wijsheid- in en veranderde het bouwwerk in een moskee.
Desondanks is de stad nog steeds de zetel van de oecumenisch patriarch. Maar Bartholomeüs I van Constantinopel, sinds 1991 de geestelijk leider van zo’n 300 miljoen orthodoxe christenen in de wereld, heeft in zijn eigen stad nog maar een paar duizend christenen overgehouden; een aantal dat bovendien nog jaarlijks krimpt. Istanbul is in zichzelf gekeerd geraakt.
Atatürk
Maar ondanks alles zijn ze er nog, de overblijfselen van het machtige Oost-Romeinse Rijk dat de kennis uit de oudheid bewaarde terwijl de donkere middeleeuwen over het Westen golfden. Istanbul staat er vol mee. Het meest tot de verbeelding spreekt de Aya Sophia, zoals de Turkse naam van het gebouw luidt. Sinds de jaren dertig van de vorige eeuw is de kerk uit de zesde eeuw, nu als museum, weer voor iedereen toegankelijk - met dank aan Atatürk, de vader aller Turken die zijn land koste wat het kost seculier, zou maken en het aan de haren naar het Westen sleepte. Hij pakte de Aya Sophia zijn functie van moskee af en gaf het gebouw terug aan de wereld. „Dit is een erfenis van de hele mensheid”, zou hij gezegd hebben.
Menig hedendaagse Turk breekt zich nog steeds het hoofd over zo veel grootmoedigheid. „Een voorbeeld van een dergelijk vrijwillig en grootmoedig gebaar is nergens op de hele wereld, in welk land dan ook, vertoond”, weet een Turks fotoboek te melden, te koop bij de ingang van de voormalige moskee. Het werk, vol afbeeldingen van de Aya Sophia, spreekt over een „ongelofelijke tolerantie” van de grote leider Atatürk.
Feit is intussen dat de Osmaanse en de Turkse heersers altijd met de nodige voorzichtigheid omgesprongen zijn met de in het gebouw opgeslagen kunstschatten. Zo wilden islamitische werklui na de verovering van Constantinopel in 1453 de eeuwenoude mozaïeken en fresco’s het liefst vernietigen; afbeeldingen van mensen zijn in de islam immers taboe. Blijkens de overlevering was het echter uitgerekend de wrede sultan Mehmet de Veroveraar die de christelijke kunstschatten voor de ondergang behoedde. Hij gaf bevel de afbeeldingen met een laag pleister te bedekken - volgens het hedendaagse fotoboek alweer een teken van „onbegrijpelijke tolerantie.”
Voorspraak
In elk geval kwamen delen van de hooggestemde Byzantijnse kunst weer voor de dag. Wie het woord Byzantium proeft, proeft immers óók iets van mysterieuze mozaïeken, van fijnzinnige fresco’s en van indrukwekkende iconen. Bij het zien van de deësis -voorspraak- aan de muur van een van de galerijen valt menig bezoeker stil. De deësisvoorstelling, waarop Christus voorspraak doet bij de Vader, is zo ongeveer synoniem met Byzantijnse kunst. En die van de Hagia Sophia is een van de mooiste, oordelen veel kenners.
Het fijne mozaïek met zijn minuscule steentjes dateert uit de dertiende eeuw en valt op door zijn gedetailleerdheid, hoewel het grootste gedeelte ontbreekt. De troon waarop Christus hoort te zitten is weg. Wel staat Maria aan Zijn rechterhand en Johannes de Doper links; eveneens onontbeerlijk voor de deësis. Zij smeken Christus als Heerser en Rechter van de wereld bij de Vader te pleiten voor de mensheid.
Tegenwoordig is er islamitische kunst bijgekomen. Onder de fameuze koepel -die vandaag de dag helaas niet zo veel indruk meer maakt door de steigers die er al jaren onder staan- hangen enorme schilden met daarop de Arabische namen van Allah, de profeet Mohammed en de vier rechtgeleide kaliefen; de eerste vier die na de dood van Mohammed regeerden. De uit haar kluiten gewassen islamitische kalligrafie en laat er geen twijfel over bestaan dat de Grieks-orthodoxe patriarch hier niets, maar dan ook niets meer te zeggen heeft.
Transcendent
Toch is de Hagia Sophia in zekere zin nog steeds zichzelf. „Geen ander christelijk gebouw is zozeer in staat een mens te voeren naar de drempel van een andere wereld, of kan zo oogverblindend de aanwezigheid van het transcendente doen bevroeden”, schrijft de Britse journalist William Dalrymple, niet geheel van theatrale gevoelens gespeend, in zijn boek ”In de schaduw van Byzantium”. „In de gouden glans van het inwendige, met dat uitzonderlijke spel van licht en ruimte, edelgesteente en mozaïeken, onder een koepel die schittert als het hemelgewelf, lijken zelfs de dikke muren geen belemmering, zodat ze veranderen in gangen naar een hogere werkelijkheid.”
Procopius
Dalrymple is bepaald niet de eerste die lyrisch werd bij het zien van het godshuis. „Telkens wanneer we deze kerk betreden om te bidden, begrijpen we onmiddellijk dat dit bouwwerk niet door menselijke kracht en vaardigheid is opgetrokken, maar door de invloed van God”, schreef de zesde-eeuwse Byzantijnse hofkroniekschrijver Procopius in zijn klassiek geworden werk ”De gebouwen” - maar hij werd dan ook betaald voor zijn lyrische taal. De koepel lijkt volgens de vroegchristelijke historicus niet op vast metselwerk te rusten, maar schijnt „aan een gouden ketting vanuit de hemel te hangen.”
En ook vandaag laten bezoekers zich overweldigen door de Hagia Sophia. Binnen in het gebouw klinken hier en daar „oohs” en „aahs.” Het is waar, God heeft geen kerk nodig om Zijn tegenwoordigheid te doen merken. En toch verstaat dit gebouw, dat nog nazindert van nauwelijks gestolde geschiedenis, de kunst om zelfs de luidruchtigste bezoeker de mond te snoeren. Dat de muezzin van de naastgelegen Blauwe Moskee zich daar niets van aantrekt als het gebedstijd is, klinkt op een of andere manier als heiligschennis.
Oertype van de heimweemoskee
Een gebouw met een koepel op het dak en een paar minaretten ernaast. Dat is -in elk geval in de beeldvorming- wereldwijd het standaardmodel moskee. Dat model gaat terug op de Hagia Sophia - ironisch genoeg de grootste kerk van het oude christendom.
Ze staan ook in Nederland, de islamitische gebedshuizen die architecten wel heimweemoskeeën noemen. Een van de bekendste is de Mevlanamoskee in Rotterdam, die met haar sprookjesachtige kleuren de omgeving domineert. In 2005 werd de moskee tot mooiste bouwwerk van Rotterdam verkozen; nog boven de Erasmusbrug en de Laurenskerk.
Tegelijk zijn het niet uitsluitend heimweemoskeeën die de dienst uitmaken; soms kiezen moskeebestuurders -al dan niet onder druk van een gemeente- juist bewust voor een gebouw dat beter opgaat in de omgeving: de poldermoskee.
„Kort gezegd kun je wel stellen dat de Aya Sophia een oermodel vormt voor veel heimweemoskeeën”, weet ontwerper Erkün Erkoçu van Concept 0031, een architectenbureau dat werkt op het snijvlak van culturele diversiteit en religie. „Maar dat geldt met name voor Turken. Bij Marokkanen zie je dat ze meer zoeken naar een soort puurheid in de vormgeving.”
Eric Roose, onderzoeker bij ISIM -dat studie maakt van de islam-, is specifieker. „Het zijn vooral salafistische groeperingen die zoeken naar puurheid. Bij hen zijn allerlei tierlantijnen algauw overbodig: het gaat immers om de essentie.”
Roose, specialist op het gebied van moskeearchitectuur, is fel tegenstander van het gebruik van de begrippen heimweemoskee en poldermoskee. „De verschillende bouwstijlen hebben niets met heimwee te maken. Het gaat om een bepaalde visie op de islam, dat is iets heel anders.”
In werkelijkheid is de Aya Sophia lang niet zo’n oermodel als vaak wordt gedacht, denkt Roose. „In de beeldvorming is dat wel zo. Maar koepelmoskeeën zijn in werkelijkheid ook al gebouwd voordat Constantinopel werd ingenomen door de Osmanen.”
Van Justinianus tot Atatürk
360 - In het stadje Byzantium wordt een christelijke kerk gebouwd. Nadat deze tijdens een opstand is verwoest, verrijst in 415 een tweede kerk op dezelfde plaats.
532 - Nadat tijdens de Nikaopstand ook de tweede kerk is verwoest, geeft Justinianus de Grote opdracht een enorme kathedraal te bouwen. Constantinopel moet definitief het „nieuwe Rome” worden.
537 - Keizer Justinianus wijdt de kathedraal in, die de naam Hagia Sophia of Heilige Wijsheid meekrijgt.
558 - De koepel van de kathedraal, een architectonisch hoogstandje van ongeëvenaarde omvang, stort in als gevolg van een aardbeving het jaar daarvoor. Overigens: ook aardbevingen in 553, 869, 986 en 1384 veroorzaken flinke schade aan het bouwwerk.
1054 - Een pauselijke delegatie deponeert een banbul op het altaar van de Hagia Sophia. De patriarch van Constantinopel is geëxcommuniceerd, staat erin. Reden daarvoor is onder meer diens afwijzing van het filioque, het westerse dogma dat de Heilige Geest niet alleen van de Vader, maar ook van de Zoon uitgaat. Daarmee is het grote schisma een feit. Sindsdien gaan de kerken van Oost en West gescheiden wegen.
1204 - De Hagia Sophia lijdt zwaar onder de plunderingen van de vierde kruistocht. Die had weliswaar als doel het Heilige Land te heroveren, maar de kruisvaarders richten hun pijlen uiteindelijk op -het eveneens christelijke- Constantinopel. De stad krijgt daarmee een klap die hij nooit meer te boven komt.
1453 - Na vele vergeefse aanvallen valt Constantinopel in handen van sultan Mehmet II Fatih, ofwel de Veroveraar. De laatste Byzantijnse keizer sneuvelt op de muren, en met hem sterft het Byzantijnse Rijk. Sultan Mehmet verandert de Hagia Sophia -die Aya Sophia gaat heten- in een moskee door er, onder meer, vier minaretten bij te bouwen.
1934 - Atatürk, ofwel Mustafa Kemal, maakt van Turkije een seculiere republiek. Constantinopel krijgt de officiële benaming Istanbul Atatürk besluit de bestemming van de wereldberoemde Aya Sophia te wijzigen in die van een museum. Vanachter pleisterlagen komen weer eeuwenoude Byzantijnse mozaïeken tevoorschijn.
1985 - De VN-organisatie Unesco verklaart de Aya Sophia tot onderdeel van het werelderfgoed.