Oud-rebellenleider premier Kosovo
PRISTINA - Het parlement van Kosovo heeft woensdag de voormalige rebellenleider Hashim Thaci tot premier gekozen.
Thaci is daarmee de leider geworden van een coalitieregering die het als haar voornaamste taak beschouwt de onafhankelijkheid uit te roepen van de Servische provincie. De regering heeft daarbij in principe de steun van de Verenigde Staten en enkele Europese regeringen, maar ontmoet fel verzet van Servië en Rusland.„Ons doel is Kosovo in de eerste helft van dit jaar onafhankelijk te maken”, zei Thaci in een toespraak tot de parlementariërs. „We zullen onze droom en onze rechten verwezenlijken. Kosovo wordt onafhankelijk.” Thaci noemde in een interview met het persbureau AP de onafhankelijkheidsverklaring een kwestie van weken, maar waarschuwde dat geen stappen worden gezet zonder instemming van de VS en belangrijke Europese landen. „Kosovo zal niets doen zonder Washington en Brussel, geen eenzijdig optreden”, zei Thaci.
Er wordt van uitgegaan dat de Kosovaren niet voor de Servische presidentsverkiezingen van 20 januari de onafhankelijkheid uitroepen. Vermoedelijk is er een tweede ronde nodig op 3 februari.
Thaci is de vijfde premier sinds Kosovo onder bestuur van de Verenigde Naties werd gesteld. De VN namen in 1999 het bestuur van het gebied over, na afloop van een 78 dagen durend luchtoffensief van de NAVO tegen de Servische troepen in Kosovo en Servië, dat resulteerde in de terugtrekking van de Servische militairen.
Thaci’s Democratische Partij van Kosovo sloot maandag een coalitieovereenkomst met haar voornaamste rivaal, de Democratische Liga van Kosovo, die sinds de dood van Ibrahim Rugova wordt geleid door Fatmir Sejdiu. Gisteren, eerder op de dag, werd Sejdiu in de derde ronde van een geheime stemming herkozen tot president.
De partijen hebben gezamenlijk 62 zetels in het 120 zetels tellende parlement. De partij van Thaci is iets groter dan haar rivaal en kreeg daarom zeven van de vijftien ministersposten, terwijl de partij van Sejdiu er vijf kreeg. De etnisch-Servische partijen kregen Sociale Zaken en het ministerie voor de Terugkeer van Etnisch-Servische Vluchtelingen. De resterende portefeuille ging naar een partij die de Turkse minderheid vertegenwoordigt.
De samenwerking tussen beide partijen, die in de oorlog veelal als rivalen tegenover elkaar stonden, zal vermoedelijk niet zonder strubbelingen gaan. Thaci deed in de toespraak een poging zich te presenteren als een premier voor alle Kosovaren. „Kosovo is een thuisland voor al zijn mensen”, aldus Thaci in het Servisch. Het was de enige keer dat hij de Servische taal gebruikte.
De 39-jarige Thaci werd geboren in de Kosovaarse regio Drenica, een gebied waar het onafhankelijkheidsstreven van de Kosovo-Albanezen, die 90 procent van de bevolking vormen, altijd sterk is geweest. Thaci studeerde geschiedenis aan de universiteit van Pristina en was actief in een activistische studentenbeweging. Na de opheffing van de autonomie van Kosovo door de toenmalige Servische leider Slobodan Milosevic week Thaci begin jaren negentig uit naar Zwitserland.
Hij was een van de oprichters van het Kosovo Bevrijdingsleger UCK. Na een militaire training in Albanië keerde hij terug naar Kosovo, waar hij bekend werd als Gjarperi (De Slang). Die strijdnaam had hij te danken aan het feit dat hij steeds aan de Servische autoriteiten wist te ontsnappen. In juli 1997 veroordeelde een Servische rechtbank Thaci bij verstek tot tien jaar gevangenisstraf wegens terrorisme en betrokkenheid bij meerdere moorden.
Aangenomen moet worden dat de verkiezing van Thaci tot premier tot opschudding leidt in Servië. De regering in Belgrado beschuldigde hem in de hoogtijdagen van de strijd, 1998-1999, van oorlogsmisdaden.