Economie

„Fraude bij Ahold slechts smeuïg detail”

ROTTERDAM - Het strafproces tegen de voormalige Aholdtop spitst zich toe op tegenstrijdige documenten. De boekhoudfraude is echter slechts een smeuïg detail, vindt hoogleraar A. de Jong. Het klimaat voor fraude is al ver voor 2003 ontstaan. „Na de ontvoering van Gerrit Jan Heijn is de trein gaan rijden.”

Frank van de Beek
4 April 2006 08:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:37Leestijd 4 minuten
ROTTERDAM – Hoogleraar A. de Jong van de Erasmus Universiteit Rotterdam deed onderzoek naar het Aholddrama. „Het klimaat voor fraude is al ver voor 2003 ontstaan.” Foto Erald van der Aa
ROTTERDAM – Hoogleraar A. de Jong van de Erasmus Universiteit Rotterdam deed onderzoek naar het Aholddrama. „Het klimaat voor fraude is al ver voor 2003 ontstaan.” Foto Erald van der Aa

Als in september 1987 op klaarlichte dag Gerrit Jan Heijn verdwijnt, gaat er een schok door Nederland. Wekenlang beheerst de ontvoering van de Aholdtopman het nieuws. Voor bestuursvoorzitter en broer Ab Heijn staat het supermarktconcern even op het tweede plan. Na enkele maanden, in april 1988, vinden rechercheurs het dode lichaam van Gerrit Jan.Het wegvallen van Gerrit Jan betekent een streep door de rekening van de bedrijfsstrategie. Wie gaat de 62-jarige Ab opvolgen als hij over drie jaar met pensioen moet? De drie jaar jongere Gerrit Jan was de logische opvolger van zijn broer aan de top van het bedrijf. Nu komt er op korte termijn iemand van buiten de familie.

Maar belangrijker, het bedrijf moet veranderen van een familiebedrijf in een gewone beursonderneming. Bestuursleden zonder bloedband missen innerlijke motivatie en hebben daarom meer prikkels en controle nodig. Ab laat echter na om afdoende maatregelen te nemen.

Hoogleraar A. de Jong van de Erasmus Universiteit Rotterdam noemt de ontvoering een van de bouwstenen die hebben geleid tot de fraude. „Het strafproces beperkt zich tot details, terwijl de hele geschiedenis veel interessanter is.” Samen met zijn collega’s G. Mertens en P. Roosenboom en de Amerikaanse D. DeJong van de universiteit van Iowa heeft hij de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar het drama Ahold. Alle publiekelijk beschikbare informatie zoals krantenartikelen, jaarverslagen en notulen van aandeelhoudersvergaderingen spitten ze door.

Uit het onderzoek komt naar voren dat ook het aantreden van Van der Hoeven als bestuursvoorzitter een belangrijk moment is. Vanaf het begin doet hij alles om aandeelhouders te plezieren. Zo belooft hij een stijging van de winst per aandeel met 15 procent per jaar. „Dat is een ferme uitspraak voor een kruidenier, die autonoom nauwelijks kan groeien. Eigenlijk is zo’n groeipercentage alleen mogelijk door overnames.”

Onder Van der Hoeven volgen de overnames elkaar in snel tempo op. Het lukt Ahold om slecht presenterende supermarkten succesvol te maken. Tot 1999. In dat jaar mislukken enkele overnames en aandeelhouders beginnen te morren. Vervolgens gooit de top het over een andere boeg om toch de doelstellingen te realiseren. Ahold koopt US Foodservice. Dit Amerikaanse bedrijf is echter geen supermarkt, maar een groothandel. „Investeerders hebben hier geen vertrouwen in, een teken aan de wand. Er ontstaan scheuren in de strategie.”

Het onderzoek spreekt uiteraard ook over de boekhoudperikelen. „Wat iedereen nu opvalt, is de fraude. Als wetenschappers vragen we ons echter af waarom beleggers niet eerder wantrouwen hebben gekregen. Door het verschil in bijvoorbeeld de verwerking van goodwill (de meerwaarde van een onderneming, FvdB) ontstond een groot gat tussen de resultaten volgens Nederlandse en Amerikaanse boekhoudregels. Dat had een kritische belegger kunnen zien. De aandeelhouders stelden op de aandeelhoudersvergaderingen echter liever vragen over verrot fruit in de supermarkten van Albert Heijn.”

Ten slotte is er de echte fraude: de tegenstrijdige brieven waarvan de accountant het bestaan niet wist. „Ik ben nog niets tegengekomen dat de verdachten vrijpleit. De handtekeningen onder de brieven vormen mijns inziens een keihard bewijs.”

De Aholdtop kon zijn gang gaan door een falende corporate governance, oftewel regels voor goed ondernemingsbestuur ontbraken veelal in het voormalige familiebedrijf. Zo hadden de bestuurders invloed op de benoeming van commissarissen zodat er van onafhankelijk toezicht nauwelijks sprake was. „Iedereen was loyaal aan Van der Hoeven. President-commissaris De Ruiter liet zich zelfs ontvallen dat hij meer gekloonde versies van Van der Hoeven wenste.”

De lijst van tekortkomingen is echter langer: optiebeloningen stimuleerden kortzichtig handelen, aandeelhouders hadden weinig te vertellen door allerlei beschermingsconstructies, huisbank ABN AMRO keek vooral naar de eigen portemonnee en zijn analisten oordeelden altijd positief.

Door de komst van de code Tabaksblat is er inmiddels meer aandacht voor goed ondernemingsbestuur. De Jong juicht dit toe. „Als een van de controlemechanismen bij Ahold had gewerkt, was fraude misschien voorkomen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer