„Ik móést naar Noordeloos toe”
NOORDELOOS - „Met vreugde” heeft hij er zijn werk gedaan, ruim 23 jaar lang. „Het is een zegen dat het zo lang goed is gegaan.” Toch komt aan die periode nu een einde. Ds. B. de Romph, predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Noordeloos, gaat met emeritaat. Zondag, 1 januari, preekt hij afscheid. Maar, hij blijft in Noordeloos wonen.
Hij heeft het wel even moeten verwerken, zegt hij. „De Heere weet hoe ik aan de gemeente verbonden ben. Maar nu ik 65 ben, heb ik toch gemeend plaats te moeten maken voor een ander. Het is goed geweest. Het is een voorrecht als je afscheid kunt nemen terwijl de verhoudingen goed zijn.”
De pastorie paalt aan de kerk. Hoge erkerramen bieden uitzicht op een kabbelend riviertje. Noordeloos, tussen de weilanden van de Alblasserwaard, ademt rust.
Het is inmiddels meer dan 23 jaar geleden dat ds. De Romph het beroep naar de gemeente aannam. Dat was in 1982. „Ik heb wel wat moeten overwinnen voordat ik dat deed”, zegt de predikant. „Ik stond in die tijd in Vlaardingen, en was de stad gewend. De mentaliteit hier is zo heel anders.”
Aanvankelijk bedankte hij dan ook voor het beroep. „Ik herinner me dat nog heel goed. Ik was in die tijd voorzitter van de zondagsscholenbond van onze kerken. Die zaterdag hadden we bondsdag. Daar kwam ik ds. P. Beekhuis tegen, die in Noordeloos had gestaan. Toen ik hem vertelde dat ik had bedankt, was hij teleurgesteld. ’s Middags zat ik met de jeugd in een conferentieoord ergens bij IJmuiden. Ik kreeg het steeds benauwder. Om halfelf ’s avonds heb ik toen de kerkenraad gebeld en gevraagd of ik toch nog een paar dagen uitstel kon krijgen. Dat kon. En vanaf dat moment is mijn hart omgebogen. Ik wist zeker dat ik naar Noordeloos toe moest. Achteraf zie ik daar Gods leiding in. Dat ik toch altijd wist dat ik hier niet zelf voor had gekozen.”
Afgewezen
De Romph groeide op in Rotterdam, waar hij net na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was geboren (op 16 juli 1940). Dat hij predikant wilde worden, wist hij al heel jong. Toen hij „twaalf, dertien” jaar was, en net op de mulo zat, vertelde hij het zijn vader. „Die vond het goed. Maar dan moest ik wel naar het gymnasium.”
Dat gebeurde. Zijn diploma haalde de jonge De Romph echter pas in militaire dienst, via het LOI.
Inmiddels was hij toen al twee keer opgeweest voor het admissie-examen aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn. Beide keren werd hij afgewezen.
Het predikantschap liet hem echter niet los. „Al kreeg ik in die tijd wel een terugslag. Toch heb ik toen duidelijk mogen ervaren dat de Heere van mij afwist. Ik kerkte in Rotterdam-West, waar ds. H. van Leeuwen stond. Op een zondag preekte die over Filippus en de kamerling. Filippus liep daar, op de weg naar Gaza, welke woest was. Hij zal wel eens stil gestaan hebben, zei ds. Van Leeuwen - nog geen vogeltje hoorde hij. Kon hij niet beter teruggaan? En dat was nu precies mijn situatie.”
Het was de slechtste periode in zijn leven niet, zegt ds. De Romph. „Er was wel een begeerte naar het ambt, maar ik was onzeker over mijn eigen staat. En hoe kon ik Christus verkondigen als ik Hem Zelf niet kende? Door het lezen van de boeken van prof. K. Schilder, over Christus en Diens ingang, doorgang en uitgang, heb ik toen vastheid gekregen. En toen ik een poosje daarna opnieuw in de trein naar Apeldoorn zat, mocht ik zo ondervinden dat de Heere bij me was. Het kón niet anders meer of ik zou aangenomen worden. En ik ben toen ook aangenomen.”
In 1969 werd De Romph kandidaat. Zijn eerste gemeente werd Naarden. Zijn zwager, ds. P. den Butter, bevestigde hem er.
„Naarden”, zegt ds. De Romph, „het was een gemoedelijke gemeente, met een fijne kerkenraad. Ik heb er zes mooie jaren gehad. De oude ds. K. Bokhorst had er gestaan, en na zijn emeritering was die in Naarden blijven wonen. Een eenvoudige, echt godvrezende man, van wie ik een hoop heb geleerd. Hij was een vader voor mij. Ik heb hem ook mogen begraven. Zijn sterfbed was indrukwekkend. „Zo ver het oosten is van het westen”, zei hij, „zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. En daar komt Hij nóóit meer op terug.” Ja, indrukwekkend. Vlak voor zijn sterven heeft hij onze oudste dochter, die toen net was geboren, nog gezegend. Als een aartsvader, met zijn handen op haar hoofdje, sprak hij de zegen uit.”
Na Naarden volgde Vlaardingen, een „heel andere gemeente. Een stadsgemeente, met haar eigen problematiek. Maar ook daar heb ik een goede tijd gehad.”
Oudste gemeente
En toen kwam Noordeloos. Op 10 september 1982 werd ds. De Romph er bevestigd. „En er zijn zeker moeilijke momenten geweest. Maar ik heb er mijn woord, het Woord, altijd kwijt gekund.”
Noordeloos - een grote gemeente. Het is ook de oudste gemeente binnen het kerkverband. Op 13 januari 1836 werd ze geïnstitueerd. Ds. De Romph wijdde er een boekje aan, ”Om ’s Heeren huis in u gebouwd”.
Hoe zou de predikant zichzelf willen typeren? „Als voluit christelijk gereformeerd, naar de beginselen van de Afscheiding. En dan zit je zo ongeveer bij Bewaar het Pand.”
Weet hij zich ook een ”bewaar-het-pander”? „Ik ben geen voortrekker. Maar ik voel me er wel mee verbonden. Naar mijn gedachten zijn de beginselen van ons kerkverband het best bewaard gebleven in de gemeenten van Bewaar het Pand. Waar in de prediking zonde en genade, vrije genade én onze verantwoordelijkheid centraal staan. Ik weet nog dat ds. Bokhorst tegen me zei: Geef altijd het onderscheid aan tussen een verbondskind en een kind van God. In onze kerken is het gevaar zo groot dat je van een verbondskind een kind van God wordt zonder dat daar nog iets tussen ligt. Maar ik heb van mijn vader geleerd dat ik bekeerd moet worden. En daar wil ik aan vasthouden. In mijn gemeente zitten bekeerden en onbekeerden. Die noties tref ik overigens ook aan in andere kerkverbanden. In dat opzicht ben ik „een vriend, een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.””
Wie is de Heere voor hemzelf? „Alles. Dat ga ik steeds meer zien. Hij is de Getrouwe. Het stemt me ook tot verwondering dat ik dit, samen met mijn vrouw en kinderen, nog mag beleven. Zo veel collega’s die hun werkzaamheden vroegtijdig moeten afbreken, en ik mag nog altijd doorgaan. Dat is Gods genade.”
Het werk van een predikant wordt wel moeilijker, zegt ds. De Romph. „De secularisatie gaat door. Maar de Heere werkt toch nog. De Geest is nog niet geweken. We zouden de Heere tekortdoen als we dat zouden ontkennen.”