Zelfs steun van Donners plaaggeest
Zelfverzekerd duelleerde minister Donner van Justitie donderdag met de Tweede Kamer over de zaak-Nienke Kleiss. Hij lijkt inmiddels een patent te hebben op het overleven in lastige debatten.
Geen bewindsman die zich zo vaak in spoeddebatten moet verantwoorden tegenover een verontwaardigde Kamer. Maar ook geen minister die er zo bedreven in is de angel uit netelige kwesties te halen. Donderdag deed hij dat weer met zo veel overtuiging dat de door GroenLinks en SP ingediende motie van wantrouwen nog al overtrokken aandeed.
Dat Donner heel wat had uit te leggen, was overduidelijk. Zowel bij het politieonderzoek als bij de vervolging door het openbaar ministerie in de zaak-Nienke Kleiss waren grote blunders gemaakt. Zelfs bestonden er aanwijzingen dat justitiefunctionarissen willens en wetens informatie hadden achtergehouden. Dat had er mede toe geleid dat in eerste instantie niet de dader maar een onschuldige in het cachot terecht was gekomen.
Dat het politieonderzoek anders had gemoeten, erkende de bewindsman ruiterlijk. Met name het hardhandige verhoor van Nienkes vriendje Maikel werd door hem in emotionele bewoordingen scherp gehekeld. Ook het achterhouden van informatie wilde hij op geen enkele manier verdedigen. Dat dit bewust was gebeurd, ontkende hij niet. „Dat mag je zelfs hopen”, doceerde hij.
Maar waar hij tegen ten strijde trok, was de suggestie in de media dat justitie wist dat ze de verkeerde in handen had en daarom bij haar volle bewustzijn ontlastend bewijsmateriaal had achtergehouden. Vooral Netwerk, het tv-programma dat de hele affaire had aangekaart, kreeg een veeg uit de pan. Zo was volgens Donner een document van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) getoond dat het sluitend bewijs moest leveren, terwijl het stuk helemaal niet van het NFI afkomstig bleek te zijn.
Een ander heikel punt was hoe Donner erbij kwam dat de gang van zaken in dit dossier een incident was en niet symptomatisch zou zijn voor de werkwijze van het OM. Hij had dat gesteld in zijn reactie op het rapport van advocaat-generaal Posthumus en de Kamer nam hem dat zeer kwalijk. Hoe kon de bewindsman immers weten of zulke praktijken niet veel vaker voorkwamen als dat niet eerst was onderzocht? Bovendien maakten diverse fractiewoordvoerders melding van binnengekomen mailtjes en brieven van politiemensen met vergelijkbare ervaringen als in de zaak-Nienke.
In zijn verdediging bleef Donner erbij dat dit dossier op zichzelf stond. Wat de zaak-Kleiss uitzonderlijk maakte, was de combinatie van een bekennende verdachte die zich ook nog eens in de buurt van het misdrijf had bevonden en al eerder wegens pedofilie was veroordeeld. Ook het niet melden van de twijfels bij het NFI was volgens hem ongebruikelijk.
Dat er door toedoen van justitie wel eens vaker de verkeerde in de gevangenis komt, wilde hij echter niet uitsluiten. Ons rechtssysteem voorziet daarom in revisieprocedures. En verder moesten er lessen uit de zaak-Kleiss worden getrokken. Vandaar dat hij Posthumus als een soort tijdelijke ombudsman wil aanstellen bij wie politie- en justitiemensen met een geprangd gemoed hun verhaal kwijt kunnen.
Met name GroenLinks nam geen genoegen met Donners repliek. De als immer messcherpe Vos hield Donner voor dat het OM weliswaar niet willens en wetens had aangekoerst op een veroordeling van de verkeerde figuur maar wel bewust dat risico had genomen. Ze kreeg nauwelijks bijval. Zelfs niet van Donners plaaggeest Eerdmans (LPF). Ook PvdA’er Wolfsen, die in een eerder TBS-debat nog een motie van afkeuring tegen de CDA-bewindsman had ingediend, sprak zijn vertrouwen in Donner uit. Voor hem woog niet alleen zwaar mee dat de feiten dateerden uit de periode van een ander kabinet, maar ook dat Donner zonder dat de Kamer daarom had gevraagd, al actie had ondernomen nadat de blunders van justitie aan het licht waren gekomen.
Opmerkelijk bleef dat alleen Rouvoet (CU) en Van der Staaij (SGP), zij het met schroom, de vinger legden bij het falen van de rechterlijke macht. Dat vroeg volgens het tweetal om bezinning. Donner wilde er niet van weten. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht verdraagt volgens hem geen enkele politieke bemoeienis.