„Paniek? Nee. Maar ik denk wel direct aan twee jaar geleden.” Pluimveehouder J. L. van Kampen uit Scherpenzeel voelt niet direct „de zenuwen door de keel gieren” nu een gevaarlijke variant van de vogelpest in Rusland en Kazachstan is opgedoken. „Het is goed om eerst rustig met deskundigen te praten over wat er nu het beste kan gebeuren.”
Een ophokplicht is op dit moment niet nodig, vindt de Scherpenzeelse pluimveehouder, die in februari 2003 „de twijfelachtige eer” had als een van de eerste bedrijven geruimd te worden. „Als ik de berichten hoor, wordt de situatie pas echt dreigend wanneer de vogeltrek begint. Dan is het vroeg genoeg voor ophokken.” Hij is het eens met de beslissing van het ministerie van Landbouw om eerst een groep deskundigen advies te vragen over de noodzaak van het binnenhouden van pluimvee tijdens die periode.
Ook voorzitter J. Wolleswinkel van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) kan zich in die stap vinden. „Na de uitbraak van twee jaar geleden is de afspraak gemaakt dat bij een nieuwe dreiging eerst zou worden overlegd. Het ministerie van Landbouw houdt zich daar keurig aan. Zaak is wel om snel te beslissen en alert te zijn, want de vogeltrek in Rusland en Kazachstan begint binnenkort.”
Volgens Wolleswinkel, die zelf ook kippen houdt, is de dreiging dat de vogelpest naar Nederland komt, heel reëel. „De deskundigen zijn het er eindelijk over eens dat trekvogels het virus kunnen meenemen.” Ook de Productschappen Vee, Vlees en Eieren zijn volgens een woordvoerder tevreden dat de trekvogels nu alsnog als een serieuze besmettingsbron worden aangemerkt. Op ongeveer drie van de tien boerderijen met legkippen in Nederland kunnen de dieren naar buiten als ze willen.
Wat de situatie des te dreigender maakt, is dat het om een virusvariant gaat die „minstens zo gevaarlijk” als die in 2003 in Nederland rondwaarde, geeft Wolleswinkel aan. „Het betreft het virus waar Oost-Azië al anderhalf jaar last van heeft. Men kan het maar niet onder controle krijgen. Bovendien blijkt het zich gemakkelijk te verplaatsen. En Nederland ligt echt niet veel verder van Kazachstan dan Kazachstan van Japan.”
Op preventief gebied is er op dit moment weinig te doen, stelt pluimveehouder Van Kampen. „Ik laat het bloed van mijn 26.000 kippen regelmatig op de aanwezigheid van het virus controleren: dat van de dieren die buiten komen elk kwartaal en dat van de rest één keer per jaar. Tot nog toe is er gelukkig niets gevonden. Als de vogeltrek op gang komt, lijkt het me nuttig alle beesten binnen te houden en contact met andere dieren te vermijden. Wat moet je meer doen?”
Mocht de vogelpest onverhoopt toch in Nederland uitbreken, dan betekent dat een ramp voor de pluimveesector, zegt Wolleswinkel. „Voor een exporterend land zijn vervoersverboden en gesloten grenzen de doodsteek. Vlees en eieren kunnen niet lang opgeslagen blijven.”
Van Kampen is iets optimistischer. „Ik denk dat er tijdens de uitbraak in 2003 veel geleerd is. Zeker over de procedure van een ruiming. Als ik naar mijn eigen bedrijf kijk, mijn 26.000 kippen werden met twee kratjes tegelijk vergast. Het duurde bijna een week voordat die operatie klaar was. Dat kán natuurlijk niet bij een virus dat zich heel gemakkelijk verplaatst naar een van de boerderijen hier vlak in de buurt. Aan het einde van de crisis, in Brabant, werden hele stallen tegelijk vergast. Hoe verschrikkelijk ook, dat werkte veel beter.”