Een wereldreiziger op het gebied van de gereformeerde wereldoecumene kun je ds. Cornelis Jansz noemen. Hij is predikant van de Dutch Reformed Church in Sri Lanka. Zijn naam én kerk klinkt Hollands, maar zelf spreekt hij geen woord in deze taal. Gemeenschap en contacten, dat is wat hem drijft om opnieuw deze assemblee van de Gereformeerde Oecumenische Raad (GOR) bij te wonen, voor de vijfde keer.
De kerk in Sri Lanka verkeert in een minderheidspositie, vertelt hij. Het aantal christenen in Sri Lanka bedraagt 8 procent, van wie 6 procent rooms-katholiek en 2 procent protestant. De overgrote meerderheid is boeddhistisch. De vorige week aangekondigde antibekeringswetten ziet ds. Jansz als een poging van de boeddhistische regering om het minderheidsreligies moeilijk te maken. „De wetten zijn oorspronkelijk gemaakt door hindoes, maar nu overgenomen door boeddhisten. Om geen onnodige weerzin tegen christenen op te wekken, willen we als kerk de strijd aangaan op het punt van fundamentele mensenrechten die door deze wetten geschonden worden.”
De Dutch Reformed Church of Sri Lanka heeft tussen de 5000 en 6000 leden. Wonder boven wonder was niemand van deze kerk slachtoffer van de tsunami die Sri Lanka op tweede kerstdag teisterde. „We hebben wel gezien dat er veel steun was van de lidkerken van de GOR, al waren we niet direct door de ramp getroffen.”
Het land is enigszins hersteld van de verwoestende zeebeving, maar het proces van opbouw gaat langzaam, erg langzaam, zegt ds. Jansz. „Het grootste probleem is de herbouw van huizen. Mensen leven nog steeds in tenten, kampen of tijdelijke woningen. De uitgifte van grond voor huizenbouw geeft veel problemen. De meeste slachtoffers woonden voor de tsnuami niet op eigen grond, maar in het gebied 100 meter bij de zee vandaan, een terrein waarop het niet geoorloofd was te wonen. Het is problematisch om deze mensen grond te geven, want ze hebben die illegaal bewoond. Het is bovendien erg moeilijk om weer een economisch bestaan op te bouwen. De kerken houden zich vooral bezig met counseling van getraumatiseerden. Er zijn er daar zo veel van, dat de kerk nauwelijks aan ieder persoonlijk aandacht kan geven.”
Ds. Jansz is voor de vijfde keer op een assemblee van de GOR aanwezig. Hij is tegelijkertijd ook betrokken bij de World Alliance of Reformed Churches (WARC), waar hij op de vorige assemblee in Ghana (2004) zelfs toetrad tot het uitvoerend comité. Wat is het verschil tussen beide ’families’? Ds. Jansz: „Beide behoren tot de gereformeerde kerkfamilie. De GOR is meer confessioneel gericht, de WARC is dat duidelijk niet, maar richt zich meer op de samenleving en politieke en sociale vragen. Maar er is geen tegenstrijdigheid tussen beide instellingen. Ze bezien de problemen vanuit verschillend perspectief. Ik vind wel dat je een duidelijke confessionele basis voor een oecumenische organisatie moet hebben. We voelen ons als kerk bij beide instellingen thuis. We zijn al lange tijd lid van de WARC, zelfs van haar voorloper, de World Presbyterian Alliance.”
Wat is het specifieke van het woord ”gereformeerd” van de GOR? „Gereformeerd wil niets anders zeggen dan trouw aan de Schrift en een leven overeenkomstig de Bijbel. Onze kerk baseert zich op de Drie Formulieren van Enigheid. Dat is onze theologische achtergrond, maar in onze eredienst zie je naast gereformeerde ook evangelische elementen. De bijbelse kijk op het leven impliceert verder een verantwoordelijkheid voor de samenleving. Daarom zijn we ook voluit betrokken bij de WARC.”
Ds. Jansz herinnert zich de tumultueuze assemblee-vergaderingen waar het lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) voortdurend ter discussie stond. „Ik was bezorgd om hun opvattingen, maar de keuze van mijn kerk was om in gesprek te blijven en het contact niet te verbreken. De sfeer is er wel beter op geworden nu het punt van het lidmaatschap van de agenda is gevoerd. Gelukkig zijn er andere onderwerpen gekomen die relevant zijn. Dat neemt niet weg dat ik het betreur dat de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Reformed Churches of New Zealand het contact met de GOR hebben verbroken vanwege onvrede over de GKN.”
Ruim twintig jaar GOR-ervaring: Wat is de grootste verandering in al die jaren?
„Dat was het moment dat de Gereformeerde Oecumenische Synode een Gereformeerde Oecumenische Raad werd. Ik heb dat als een belangrijk keerpunt gezien, een verbreding, ook richting andere kerken. Verder kenmerkt de organisatie zich niet meer door spanningen en conflicten. Er is meer een geest van eenheid gekomen, die weldadig is voor de kerk en voor het bedrijven van theologie.”
Kunnen GOR en WARC fuseren?
„Zo ver is het nog niet, maar mijn pleidooi is wel om steeds meer dingen samen te doen. Er zijn lidkerken van de GOR die zich ongemakkelijk voelen als de GOR zou fuseren met de WARC, maar ook vice versa. De laatste jaren is er een toenemende uitwisseling van activiteiten. Veel leden zijn al lid van de WARC en ik ben benieuwd om van hen te horen waarom ze dat zijn. Er is meer dat ons verbindt dan wat ons scheidt. Wat dat betreft zie ik nieuwsgierig uit naar de voorstellen die tijdens deze assemblee op dat punt gedaan worden.”
Dit is het eerste van een viertal gesprekken met deelnemers van de Gereformeerde Oecumenische Raad (GOR). Woensdag deel 2.