Evolutie: Voorouder vogel is dinosaurus
Hoe de evolutie van het vliegen van vogels precies begon, daarover verschillen de meningen binnen het evolutionistische kamp. Grofweg gaat het om de vraag of vogels vanaf de grond ontwikkeld zijn, uit dieren die steeds harder begonnen te lopen en daarbij fladderende bewegingen maakten, of uit dieren die vanuit de boom naar beneden zweefden, de ”top down”-benadering.
Evolutionisten menen in ieder geval zonder uitzondering in de huidige vogels sporen te zien van een verre gemeenschappelijke voorouder, een dinosaurusachtige. De schubachtige structuren op de poten van sommige vogels wijzen daarop, maar niet minder de vondst van een dinosaurus met veren twee jaar geleden in China. Veren zijn namelijk zo complex, dat ze maar één keer ontstaan kunnen zijn. De meest simpele evolutionistische verklaring is dan dat het dier inderdaad een verre voorouder van de vogel is.
In de ”top down”-benadering, de meest gangbare, moet de voorouder van de vogel ruim 230 miljoen jaar geleden een kleine dinosaurus geweest zijn; een die op de twee achterpoten liep en kleine voorpootjes had. En die waren er, blijkt uit fossiele vondsten. Deze voorvogels klommen met vier poten de boom in -net als huidige vogelsoorten in Zuid-Afrika doen- en sprongen van de ene boom naar de andere.
Dat springen ging nog wel. Het neerkomen gaf echter meer problemen, zeker als de bomen wat verder uit elkaar stonden. Want als ze de tak van bestemming bereikt hadden, bleven ze door de vaart nog een poosje rond de tak tollen en uiteindelijk op de kop hangen.
Als vanzelf gebruikten de prehistorische dieren daarom hun kleine voorpootjes niet alleen om de bomen in te klauteren, maar ook om de landing te verzachten door vlak voor aankomst de pootjes in de lucht te zwaaien, zodat ze het evenwicht behielden. Dat werkt natuurlijk veel effectiever als die pootjes wat langer zijn en nóg effectiever als er aan die pootjes veren groeien die de landing kunnen breken.
Er gingen vervolgens miljoenen jaren overheen voordat deze dieren doorgewinterde vliegers waren.
Vliegen is meer
dan fladderen
Een vogel is een tot in de puntjes geperfectioneerd vliegtuig, dat de wetenschap nog steeds blijft verbazen. Het is echter niet in de eerste plaats de verwondering die de aanhangers van Intelligent Design doet concluderen dat de vogel ontworpen is. Het pad van dinosaurus naar vogel bevat zo veel gaten dat de één onmogelijk ontstaan kan zijn uit de ander. Ontwerp is een veel voor de hand liggender conclusie.
„Een veer is niets anders dan een aangepaste schub”, zei de evolutionist Richard Dawkins. Of hij zich toen realiseerde welke ravijn hij met die uitspraak klakkeloos negeerde, is de vraag. De enige overeenkomst is dat ze allebei geworteld zijn in de huid. Een schub is niet meer dan een nagelachtig plaatje, terwijl een veer een uiterst complexe vezelstructuur is. Bovendien: de genetische eigenschappen van schubben en veren verschillen zo sterk, dat een ontwikkeling van een schub tot een veer, of zelfs een gemeenschappelijk begin, hoogst onwaarschijnlijk is.
Dat er dinosaurussen gevonden zijn met veertjes aan hun poten, zegt volgens ID’ers helemaal niets. De vondst twee jaar geleden in China, een dier met zowel aan de voor- als aan de achterpoten veren, is volgens hen nooit een actieve vlieger geweest. De veren op de achterpoten maken door hun turbulentie een actief vliegende levenswijze onwaarschijnlijk en de heupen zijn niet geschikt voor de juiste vliegbeweging.
Want vliegen is niet zomaar een beetje fladderen. Het vereist nauwkeurig vanuit de hersenen aangestuurde spierbewegingen, die gebaseerd zijn op genetische informatie die niet-vliegende dieren missen.
Bovendien vergt het vliegen nogal veel energie en dus veel zuurstof om de energie uit het voedsel te halen. Die zuurstof halen ze op een unieke en veel efficiëntere manier uit de lucht dan zoogdieren en mensen doen. Het is niet een afwisseling van in- en uitademen, maar een continue luchtstroom door een complex van verschillende luchtzakken die in verbinding staan met de holle botten. Het bloed stroomt in tegengestelde richting langs deze luchtstroom en onttrekt de zuurstof aan de lucht.