OpinieSpotlight

Eerlijk gezegd had ik die machomannen uit de jaren zestig en zeventig nog helemaal niet gemist

Enny de Bruijn
24 March 2025 16:00Leestijd 5 minuten
beeld RD
beeld RD

Een paar weken geleden las ik een stukje waar ik me eerst aan ergerde, en waarvan ik later dacht: misschien zit er toch wel iets in. Natuurlijk lees ik, net als de meeste mensen, het liefst artikelen die mijn eigen mening bevestigen. Maar het zijn toch de verhalen waar ik het níét mee eens ben, die me het meest aan het denken zetten.

Deze keer ging het over de Nederlandse literatuur, meer in het bijzonder de literatuur van auteurs die in mijn studietijd golden als de Grote Schrijvers van onze eeuw: Hermans, Reve, Mulisch, Wolkers, Cremer. Vandaag worden hun boeken trouwens bijna niet meer gelezen – wie had dat dertig jaar geleden gedacht? Die ontwikkeling is heel snel gegaan.

Het bewuste stukje was geschreven door historicus Roelof Bouwman, en verschenen in het digitale weekblad Wynia’s Week. De kop luidde: ”Onze schrijvers zijn sulletjes geworden. Geen wonder dat niemand nog Nederlandse literatuur leest”.

Die intrigerende stelling bleek gebaseerd op twee waarnemingen van de auteur. Eén: Nederlandse literatuur wordt veel minder verkocht dan vroeger (want iedereen koopt Engelse boeken). En twee: de Nederlandse auteurs van vandaag zijn niet te vergelijken met de succesvolle schrijvers van vroeger, de generatie van Jan Wolkers, Harry Mulisch, W.F. Hermans, Gerard Reve, Jan Cremer, Hugo Claus. Dat waren tenminste echte mannen: „Met hun libido was het dik in orde en dat mocht iedereen weten.”

Dat het dus misgaat met de Nederlandse literatuur, komt –nog steeds volgens de auteur van de bewuste column– doordat er geen echte mannen-met-libido meer zijn onder de schrijvers van nu. Terwijl de lezers van nu voornamelijk vrouwen van middelbare leeftijd zijn... Kennelijk is dat laatste helemáál de doodsteek voor de ware literatuur.

Schrijversgalerij in het Letterkundig Museum, Den Haag. beeld Letterkundig Museum

Het stukje liet me wat verbouwereerd achter, want eerlijk gezegd had ik al die machomannen uit de jaren zestig en zeventig nog helemaal niet gemist. Wolkers, Cremer, Reve, met hun boeken vol schaamteloze seks, hun soms godslasterlijke taal, hun stoere mannenpraat, hun flitsende auto’s en snelle motoren, hun blote lijven op de omslag van hun boeken of bij interviews in de krant, hun neerkijken op vrouwen (die maar voor één ding goed waren).

Begrijp me niet verkeerd, de bewuste schrijvers staan natuurlijk wél ergens voor. Ze vertegenwoordigen de vrijgevochten, antiburgerlijke literatuur van de tweede helft van de twintigste eeuw. Ze hebben destijds iets losgemaakt in de samenleving en een heel groot publiek aangesproken. In die zin zijn ze belangrijk geweest, met hun rauwe, vitale schrijverschap. Dat wil ik meteen toegeven. Alleen: ze doen inmiddels toch ouderwets aan. Hun tijd is voorbij.

In de boeken die vandaag de toon zetten, is dat machogedoe nergens te bekennen. De bestsellers in de boekhandel zijn psychologisch sterke verhalen over dappere vrouwen die problemen overwinnen. En de literaire auteurs van nu schrijven over klimaat, vluchtelingen en immigratie, over zingeving en moraal en identiteit, over (on)gelijkheid en macht. Met oog voor diversiteit in huidskleur, sociale achtergrond en seksuele oriëntatie. Dat is de tijdgeest van vandaag. Ook al zal dat over twintig jaar natuurlijk evengoed ouderwets aandoen.

Het is een feit dat veel schrijvers in hun verhalen ietwat linksige, politiek correcte standpunten ventileren

Maar, nu ik erover nadenk: je kunt je natuurlijk wél afvragen welke rol subsidies, literaire jury’s, prijzen, publiciteit, (sociale) media en cultuurpolitiek spelen bij de veelal politiek correcte keuzes van schrijvers. In de 21e eeuw is dat hele literaire circuit met de markt eromheen veel belangrijker en machtiger geworden dan het vijftig, zestig jaar geleden was.

Schrijven auteurs tegenwoordig over bepaalde thema’s omdat ze daar zélf sterk mee bezig zijn, of ook omdat ze die kant op geduwd worden door subsidieverleners, marketingstrategieën, mediabeleid en de stroom van reacties waarmee ze via de sociale media worden overspoeld? Of, nog erger, is het precies dat machtige politiek-literaire systeem dat vooral de schrijvers met de ‘juiste’ mening eruitlicht en laat bovendrijven?

Dat laatste geloof ik niet, dat is me te veel een complottheorie. Maar een feit is dat in veel boeken dezelfde ietwat linksige standpunten doorschemeren die binnen de cultuursector de toon aangeven. En daarom kunnen auteurs leren van de rebelse schrijvers van vroeger. In dat opzicht heeft Roelof Bouwman zeker een punt. Niet omdat die schrijvers ‘echte mannen’ waren (die echte mannelijkheid leidt maar af van waarom het gaat). Wel omdat ze alleen durfden te staan en dingen durfden te schrijven waar de meeste anderen voor terugschrokken.

Nogmaals: wát ze dan zeiden was soms schokkend en aanstootgevend, en over de inhoud van hun verhalen valt ook anderszins te debatteren. Maar voor hun onverschrokken houding heb ik bewondering. Niet bang zijn voor wat de anderen ervan vinden. Niet je conformeren aan ‘hoe het hoort’. Geen rol spelen, maar zeggen wat je écht denkt. Dat raakt mensen, omdat het maar al te vaak resoneert met wat zij diep in hun hart óók denken – maar niet durven zeggen.

In het dagelijks leven is die houding niet altijd wijs, en in de context van opvoeding en onderwijs al helemaal niet. Maar het is wél waar literatuur voor bedoeld is: de realiteit onder ogen zien en het gesprek daarover aangaan.

En wellicht is het inderdaad een probleem van onze tijd, dat menig literair schrijver niet goed durft afwijken van de heersende mening – de goeden niet te na gesproken. Omdat onze tijd, onze context moeilijker geworden is, of omdat veel schrijvers zelf banger en conformistischer geworden zijn?

De auteur is schrijver en journalist.

Meer over
Spotlight

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer