Officierenvereniging bezorgd over eventuele missie naar Oekraïne
Officieren zijn bezorgd over een eventuele militaire missie naar Oekraïne, zegt voorzitter van de Nederlandse Officieren Vereniging Ronald Verkuijl. Nederland heeft niet genoeg geschikt materieel en menskracht, ziet hij. „Als je jaren in een ligstoel hebt gelegen, kun je niet ineens gaan hardlopen.”
In Europa wordt gesproken over het vormen van een coalitie die een bestand van Oekraïne met Rusland militair gaat verdedigen. Deze week praat de Tweede Kamer met premier Dick Schoof over de rol van Nederland hierin. Het vraagstuk „leeft zeer” onder de achterban van Verkuijls vereniging. „Iedereen heeft het erover.” En dan klinken vooral zorgen over een gebrek aan materieel, mensen en een duidelijke opdracht.
Nederland heeft volgens Verkuijl jarenlang ingezet op cyberdreigingen uit bijvoorbeeld Rusland. „Terwijl de oorlog in Oekraïne nu lijkt op de manier waarop veertig jaar geleden oorlog werd gevoerd.” Daar horen juist ook innovaties op het slagveld bij, zoals drones. „Techniek ontwikkelt zich heel snel. We moeten die spullen ook gaan proberen te krijgen.”
Daarnaast leven onder officieren ook zorgen over het aantal manschappen. „We kunnen niet jarenlang een missie draaien met de mensen die we nu hebben.”
Wat belangrijk is voor militairen is niet zozeer een unaniem politiek mandaat om naar Oekraïne te gaan, zegt Verkuijl, maar een duidelijke opdracht. „We moeten weten wat we gaan doen daar.” Des te meer omdat een gang naar Oekraïne volgens Verkuijl erg gevaarlijk kan zijn. Als Rusland een eventueel bestand zou schenden en Nederland Oekraïne moet verdedigen, gaat het om „echte oorlog. Een strijd met harde troepen.”
Dan is het ook belangrijk dat er een goede back-up is, „voor als er echt wat gebeurt”. Militairen moeten erop kunnen rekenen dat er in geval van nood hulp uit bijvoorbeeld de VS komt. Verkuijl: „Hoe gevaarlijker en ingewikkelder de missie, hoe duidelijker de randvoorwaarden moeten zijn.”