Is een predikant na losmaking emeritus of niet? Dit betekenen de termen schorsing, losmaking en ontheffing
Op de kerkpagina van het Reformatorisch Dagblad verschijnen regelmatig berichten over predikanten die zijn losgemaakt, geschorst, of ontheven uit hun ambt. Wat betekenen die termen precies? Een kerkrechtelijk overzicht.
![„De verschillen tussen kerkverbanden zijn te verklaren vanuit de gebruikte kerkorde”. beeld RD, Anton Dommerholt](https://images.rd.nl/fill/crop:2500:1563:sm/w:1020/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F241030_559e05f8af.jpeg)
Losmaking
Een predikant wordt losgemaakt van zijn gemeente als beide niet meer samen verder kunnen. Bij een gedwongen losmaking komt het verzoek niet van de predikant, maar van de kerkenraad of gemeente. Dit kan het geval zijn bij een samenwerkingsconflict, of wanneer een predikant of gemeente theologisch is opgeschoven. Een predikant kan in sommige gevallen ook zelf losmaking aanvragen, bijvoorbeeld vanwege het aannemen van een functie in het landelijke kerkverband of aan de universiteit.
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F241031_37347b8ccd.jpeg)
Een losgemaakte predikant is niet altijd direct weer beroepbaar. Binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) wordt altijd eerst getoetst of een predikant in een andere gemeente zonder problemen kan functioneren, zegt dr. mr. Auke Dijkstra, onderzoeker aan de Theologische Universiteit Utrecht (TUU). „De Gereformeerde Gemeenten kennen zo’n toetsing niet, al moet er na een losmaking wel altijd een akte van ontslag worden afgegeven, wat geen automatisme is.” Binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) kan alleen het (landelijke) generale college voor de ambtsontheffing tot zo’n toetsing besluiten, aldus dr. mr. K.W. de Jong, docent kerkrecht aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).
Binnen de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) is een predikant automatisch weer beroepbaar als hij gedwongen losgemaakt is. „Bij een losmaking op eigen verzoek kan hij vragen om weer beroepbaar gesteld te mogen worden, maar dan is het geen garantie dat dit gebeurt”, zegt ds. P.D. van den Boogaard, adviseur kerkrecht binnen de HHK. „Op dit moment bezint de HHK zich op de procedures rondom losmakingen.”
Emeritus
Binnen de HHK krijgt een predikant die gedwongen losgemaakt is ook de „bevoegdheden als van een emeritus”. Ds. Van den Boogaard: „Hij houdt dan op dienstdoend predikant te zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat hij geen consulent of afgevaardigde naar een classicale vergadering mag zijn. Wel mag hij nog de belangrijkste ambtelijke werkzaamheden verrichten, zoals het bedienen van het Woord en de sacramenten.
Een predikant die op eigen verzoek is losgemaakt, kan de bevoegdheden als van een emeritus ook krijgen, maar heeft er geen recht op. De vraag is dan wat het belang van de kerk is. De termen zijn wat verwarrend. Een HHK-predikant die de AOW-leeftijd bereikt of volledig arbeidsongeschikt raakt, krijgt ook emeritaat en ontvangt pensioen. Een losgemaakte predikant krijgt de bevoegdheden als van een emeritus, maar geen pensioen. Bij een gedwongen losmaking is er wel een tijdelijke wachtgeldregeling. Een losgemaakte predikant die én de bevoegdheden van een emeritus heeft én beroepbaar is, wordt na het aanvaarden van een beroep weer dienstdoend predikant.”
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F241033_ad3080eda0.jpeg)
Hierin is de HHK uniek. De PKN kent alleen emeritaat als iemand de AOW-leeftijd bereikt of blijvend arbeidsongeschikt raakt, zegt De Jong. Binnen de GG ligt de emeritaatsleeftijd op 70 jaar, geeft Dijkstra aan. „Al kan het ook verleend worden voor bijvoorbeeld docentschap aan de Theologische School.”
Ontheffing
Als een predikant binnen de HHK wordt losgemaakt, wordt hij formeel ook uit het ambt ontheven, aldus ds. Van den Boogaard. „Bij de PKN wordt een predikant alleen uit het ambt ontheven als het generale college voor de ambtsontheffing besluit dat een losgemaakte predikant ook in een andere gemeente niet kan functioneren. Hij is dan niet meer beroepbaar”, geeft De Jong aan.
Ook binnen de Gereformeerde Gemeenten (GG) en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) kan losmaking uiteindelijk tot ontheffing leiden, zegt Dijkstra. „Binnen de CGK is dat in beginsel het geval wanneer een losgemaakte predikant niet binnen drie jaar een beroep aanneemt. Zijn bevoegdheden worden dan ingetrokken.”
Ontheffing uit het ambt komt relatief vaak voor bij de NGK, geeft de advocaat aan. „Het ambt wordt daar niet beschouwd als iets wat per se voor het hele leven is. Een predikant kan ook ontheffing aanvragen als hij fotograaf of docent wil worden, bijvoorbeeld.”
Ontzetting
Ontzetting uit het ambt is, anders dan ontheffing, een tuchtmaatregel. Die wordt toegepast als een predikant in leer of leven gezondigd heeft. Een predikant die uit het ambt ontzet is, verliest het recht om naar het ambt te mogen staan, zegt ds. Van den Boogaard. „In principe is dat een onomkeerbaar besluit, al kan het eventueel na vijf jaar opnieuw overwogen worden.”
Schorsing
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F241032_3a8dcee2ae.jpeg)
Ontzetting uit het ambt kan voorafgegaan worden door een schorsing. De directe gevolgen daarvan zijn hetzelfde als die van ontheffing, geeft De Jong aan. „Een predikant verliest zijn titel en bevoegdheden.” Een verschil is wel dat een predikant na ontheffing makkelijker in zijn ambt terug kan keren, aldus de universitair hoofddocent. „Bij terugkeer na ontzetting wordt iemands functioneren veel zwaarder gewogen. Afhankelijk van de precieze omstandigheden kan het opgeheven worden, maar dat gebeurt bijna nooit.”
Non-actiefstelling
De CGK en NGK kennen naast schorsing nog een non-actiefstelling, zegt Dijkstra. „Daarmee kan een predikant tijdelijk vrijgesteld worden van bepaalde werkzaamheden.”
Kerkorde
De verschillen tussen de kerkverbanden zijn grotendeels te verklaren aan de hand van de kerkordes die gehanteerd worden, zegt De Jong. „Er zijn de kerkverbanden die de DKO zo veel mogelijk vasthouden. Dat geldt voor de GG, Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De CGK hebben de DKO bewerkt en uitgebreid. De NGK hebben nog dieper ingegrepen in de DKO. Dat is de tweede tak. De PKN en HHK vormen de derde groep, die zich baseert op respectievelijk de kerkorde van 1951 en de daaruit voortgekomen protestantse kerkorde van 2004. Deze kerkordes zijn echter ook voortgekomen uit de DKO.”