„Studenten én hun ouders zien mbo-diploma niet altijd als volwaardig eindstation”
Nederland snakt naar mbo’ers, maar waardeert ze tegelijkertijd te weinig. De oplossing ligt bij theoretisch opgeleiden, schrijft Karim Amghar in zijn nieuwe boek.
![„Ik vind het onbegrijpelijk dat een pedagogisch medewerker nog geen 2600 euro bruto aan salaris krijgt.” beeld iStock](https://images.rd.nl/fill/crop:2500:1563:sm/w:1020/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F237765_36704353f8.jpeg)
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F237759_a5b496fd79.jpeg)
Ze vormen de ruggengraat van de samenleving, zeggen politici keer op keer. Maar in de dagelijkse praktijk kunnen mbo-afgestudeerden vaak op weinig begrip rekenen. Dat schrijft Trouwcolumnist en mbo-docent Karim Amghar in zijn nieuwe boek, getiteld ”Maar dat begrijp jij toch niet” (uitgeverij De Correspondent).
Het levert een felle aanklacht op tegen deze onderwaardering van het middelbaar beroepsonderwijs. Want terwijl de personeelstekorten in de techniek, de kinderopvang en de zorg alsmaar groter worden, zien studenten, ouders én hun omgeving een mbo-diploma lang niet altijd als volwaardig eindstation.
Van wie komt het citaat in de titel?
„Van Romy, een geweldige achttienjarige studente die droomt van een baan als pedagogisch medewerker. Maar bij haar schoonfamilie thuis kreeg ze op een gegeven moment te horen dat ze niet mee hoefde te doen aan een discussie. Iemand met een mbo-opleiding zou het toch niet begrijpen. Mijn hart breekt als een student zoiets vertelt. En ze is lang niet de enige die zulke denigrerende dingen hoort.”
Wanneer dacht u: dit boek moet er komen?
„Ik heb zelf op het mbo gezeten en werk nu dertien jaar in de sector als docent en de laatste jaren als toezichthouder. Geleidelijk zag ik dat we schreeuwende personeelstekorten hebben én dat de samenleving die cruciale beroepen onderwaardeert. Toen dacht ik: wat gebeurt hier nu? We moeten mensen aanspreken op deze gevaarlijke koers.”
U wijst op een nieuwe verzuiling op basis van opleidingsrichting. Hoe merken we dat?
„Vlak voor zijn dood was ik op bezoek bij oud-onderwijsminister Jos van Kemenade. Hij waarschuwde dat we in een verkapte standenmaatschappij leven. Het verschil met vroeger is dat het nu heimelijk gebeurt. Vroeger wilde de arts niet dat zijn zoon bij die van de bakker in de klas kwam. Nu zijn het de bakfietsouders die nog een blokje om fietsen omdat hun kind zogenaamd beter tot zijn recht komt op een Montessorischool.”
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F237767_3486435dd3.jpeg)
In de Tweede Kamer zitten vooral mensen met een hbo- of wo-opleiding. Welke maatregelen moeten zij nemen om de kloof te dichten?
„We hebben stevige oplossingen nodig. Zo vind ik dat er een verbod moet komen op discriminatie naar opleidingsrichting, bijvoorbeeld op bepaalde datingsites en bij de deur van studentencafés. Ook moet de salariskloof met hogeropgeleiden kleiner. Met een wo-master verdien je gemiddeld 4000 euro netto per maand. Ik vind het onbegrijpelijk dat stratenmakers en pedagogisch medewerkers dan nog geen 2600 euro bruto krijgen.”
U vindt ook dat hbo- en wo-studenten verplicht stage moeten lopen in een tekortsector, om te zien hoe mbo’ers de samenleving draaiende houden. Is dat niet een beetje pesterig? Wie voor rechter of chirurg studeert, gaat de samenleving ook dienen.
„Mbo’ers weten het werk van hbo- en wo-opgeleiden meestal prima op waarde te schatten. Daar zit het probleem niet. Vice versa is dat anders. Ik vind het van belang dat we hbo- en wo-opgeleiden een realistisch beeld geven van het werk dat mbo’ers dagelijks doen voor de maatschappij.”
U bent niet de eerste die de waardering voor het mbo wil vergroten. Kan al die aandacht niet juist het omgekeerde effect hebben? Dat het voor jongeren en hun ouders bevestigt: er is iets mis met het mbo.
„Daarom is het belangrijk dat we niet doen alsof mbo’ers zielig zijn. Want dat zijn ze niet. Ze hebben ons schouderklopje niet nodig. Er is maar één ding echt van belang: dat we ze voortaan op waarde schatten.”