Opschorten USAID duidt op massahysterie
Ontwikkelingssamenwerking is een onmisbaar instrument in de brede buitenlandse politiek van westerse landen. Het is dus nogal kortzichtig dat de VS stoppen met USAID.

De uitgestoken hand naar de verre naaste, zoals het USAID-logo die verbeeldt, was een vanzelfsprekend deel van de naoorlogse Amerikaanse identiteit. In het hypergepolariseerde Amerika van Trump en Musk is dat bijna niet meer voor te stellen. Internationale solidariteit als vanzelfsprekendheid –los van partijkleur– lijkt verdampt, net als het basale inzicht dat samenwerking in het directe eigenbelang van de VS is. De wrange keerzijde van de prominente slogan ”From the American People” op het USAID-logo is dat mensen in landen als Sudan en Ethiopië nu maar al te goed beseffen wie hen in de steek laat. Het is voer voor psychologen dat de rijkste man ter wereld in zijn strijd voor overheidsefficiëntie, uitgerekend het eerst uitkomt bij het budget voor de allerarmsten.

De ontmanteling van USAID (United States Agency for International Development) wordt verkocht als ”America First”, maar komt feitelijk neer op ”America Only”. Ontwikkelingssamenwerking is, net als andere beleidsterreinen, diep geworteld in politieke voorkeuren. Het is dan ook logisch dat de regering-Trump andere prioriteiten stelt dan Joe Biden en Kamala Harris. Geen Democraat kon verwachten dat Trump, als bondgenoot van Viktor Orbán, de Hongaarse oppositie zou steunen in haar strijd voor rechtsstatelijkheid en een pluriforme democratie. Evenmin ligt het voor de hand dat iemand die binnenlands breekt met progressief genderbeleid, wél projecten blijft steunen die geslachtsverandering in Guatemala mogelijk maken.
China en Rusland zullen dankbaar gebruikmaken van het vacuüm dat de VS dreigen achter te laten
Maar dat is hier niet de kwestie. De woede van Musk, Republikeinse Congresleden en hun aanhangers richt zich primair op ideologische stokpaardjes van de Democraten. Niets staat de regering-Trump in de weg om onwelgevallige programma’s naar eigen inzicht aan te passen of op te schorten. Daarvoor hoef je geen heel federaal agentschap op te heffen. Zo wordt echter wel volledig voorbijgegaan aan waar een groot deel van het USAID-budget van oudsher naartoe gaat en waar nooit serieuze controverse over bestond: levensreddende noodhulp na rampen en oorlogen, bestrijding van infectieziekten en ondersteuning van de landbouwsector in de allerarmste regio’s.
Nog sterker: een groot deel van de programmering is expliciet christelijk gemotiveerd. Evangelicals en rooms-katholieken zijn van oudsher betrokken geweest bij beleidsvorming binnen USAID, het mobiliseren van financiering vanuit de Amerikaanse samenleving en de uitvoering van hulpprogramma’s in het veld. Een goed voorbeeld hiervan is PEPFAR (President’s Emergency Plan for AIDS Relief), het programma dat zich richt op het aanpakken van de mondiale hiv/aids-epidemie. Het was president George W. Bush die hiervoor in 2003 het initiatief nam, waarbij huwelijkse trouw integraal onderdeel uitmaakte van de preventieprogramma’s. Trump bevroor de PEPFAR-financiering voor 90 dagen en het is de vraag wat er overblijft van deze essentiële hulp, als USAID opgeslokt wordt door het State Department (het Ministerie van Buitenlandse Zaken).
Het volledig schrappen van USAID is een irrationele en destructieve vorm van massahysterie. Een progressieve programmering maakt USAID nog geen „criminele organisatie”. Wie zulke beschuldigingen uit, moet met bewijs komen en kan bij daadwerkelijke fraude juridische stappen ondernemen. Maar bovenal leidt deze blinde woede tot vermijdbare sterfgevallen in de meest kwetsbare regio’s. Een regering kan zich niet tegelijk prolife noemen en zo onverschillig staan tegenover het meest kwetsbare leven elders.
Zelfs wie onverschillig staat tegenover leed ver weg, zou moeten inzien dat een mondiale supermacht niet achteloos met zijn internationale verantwoordelijkheid om kan gaan. Amerika’s betrokkenheid was nooit louter idealistisch, maar ook een investering in eigen veiligheid en welvaart. Het stabiliseren van conflictgebieden en het versterken van instituties komt niet alleen de ontvangers ten goede, maar draagt evengoed bij aan de strategische belangen van de VS. Net als defensie en diplomatie is ontwikkelingssamenwerking een onmisbaar instrument in de brede buitenlandse politiek. China en Rusland zullen het vacuüm dat de VS achterlaten, gretig vullen – een riskante zet nu een nieuwe geopolitieke orde zich aandient.
De auteur is politicoloog en werkzaam bij Woord en Daad.