OpinieCommentaar
Stevig vonnis in Greenpeacezaak vraagt politieke moed en stuurmanskunst
Is het Nederlandse stikstofbeleid eigenlijk wel EU-proof? Met die vraag, enigszins vrij vertaald, stapte Greenpeace vorig jaar naar de civiele rechter.
Hoofdredactie
Tractoren voor de deur van het Haagse Paleis van Justitie, terwijl de voorzieningenrechter zich boog over het kort geding dat Greenpeace, voorafgaand aan de bodemprocedure, had aangespannen tegen de overheid. beeld ANP, Koen van Weel
Nederland, zo voerde de milieuorganisatie aan, is gehouden de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn na te leven. En ja, die bevat onder meer de verplichting maatregelen te nemen om verslechteringen en verstoringen die significante effecten kunnen hebben in Natura 2000-gebieden te voorkomen. Zodra die dreigen, is het treffen van maatregelen al vereist.
Gegeven die eis schiet het Nederlandse beleid zwaar tekort, stelde Greenpeace vast. Ze verwees daarbij naar de zestien zeldzame ecosystemen plus de drie leefgebieden, die momenteel het meest te lijden hebben onder een te hoge stikstofneerslag. En die, na daar te lang aan te zijn blootgesteld, niet meer kunnen herstellen. Doeltreffend en gedegen zou het stikstofbeleid pas zijn te noemen, zo redeneerde Greenpeace, als het ontlasten van deze zogeheten Rode Lijst daarin met stip op 1 zou staan.
Woensdag kreeg de organisatie de rechter daar voor een groot deel in mee. Die wees de vordering van de milieuorganisatie daaromtrent in glasheldere bewoordingen toe: de in de stikstofwet van 2019 opgenomen landelijke doelen moeten uiterlijk eind 2030 zijn gehaald én aan de slag gaan met de Rode Lijst hoort voor het kabinet vanaf nu topprioriteit te zijn.
Wie globaal kennis neemt van het verloop van dit geschil kan de indruk krijgen dat de Staat en Greenpeace zich in dezen tot elkaar verhouden als water en vuur. Maar dat is grotendeels schijn. Beide partijen zijn het bijvoorbeeld met elkaar eens dat de natuur en de biodiversiteit in Nederland sterk onder druk staan en achteruitgaan. Er is ook geen geschil over het feit dat de jarenlange cumulatie van stikstofdepositie de natuur in Nederland heeft aangetast en dat de voortdurende overmaat aan stikstof een bedreiging vormt voor de stikstofgevoelige natuur.
Dat maakt de constatering dat drie opeenvolgende kabinetten na de cruciale stikstofuitspraak van de Raad van State in 2019 nog maar weinig vorderingen hebben gemaakt des te treuriger.
De boodschap van dit vonnis is: begin, linksom of rechtsom, nu eindelijk eens concreet met het fors terugdringen van de uitstoot van schadelijke stikstofverbindingen. En met het herstel van de natuur. Dat is ook wat partijen nu te doen staat, BBB voorop.
Dat deze partij bij de uitwerking van het beleid voortdurend de aandacht vraagt voor de belangen van de agrarische sector is haar goed recht. Dat ze tot het laatst wil wachten alvorens dwangmaatregelen in te zetten ook. Maar laat deze uitspraak dan de trigger zijn om het maximum aan vrijwillige maatregelen dat nog valt in te zetten nu uit de kast te halen, met alle financiële coulance die daarbij past.
Uiteindelijk geldt ook in dezen: Waar een wil is, is een weg.