Ook schutters Hannie Schaft in namenregister oorlogsarchief
De namen van zo’n 425.000 mensen die na de Tweede Wereldoorlog werden verdacht van collaboratie zijn donderdag gepubliceerd op de website van het samenwerkingsproject Oorlog voor de Rechter. De verdachten komen allemaal voor in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Twee van hen zijn Matthias Schmitz van de Duitse Sicherheitspolizei en de Nederlandse NSB’er en SS’er Maarten Kuiper, die betrokken waren bij onder meer de fusillade van de Haarlemse verzetsstrijder Hannie Schaft.
De toen 25-jarige Schaft, die officieel Jannetje Johanna heette, maar in de oorlog de schuilnaam Hannie gebruikte, werd op 17 april 1945 geëxecuteerd in de duinen bij Overveen. In het CABR zijn onder meer de verhoren te vinden van Schmitz en Kuiper, die uiteindelijk het fatale schot loste.
Schmitz had kort daarvoor ook geschoten, maar naar eigen zeggen weigerde zijn pistool „en daarom heb ik haar niet dodelijk getroffen”. Ook Kuiper zei in zijn verhoor dat het schot van Schmitz was mislukt, „want ik hoorde het meisje au zeggen en ik nam waar, dat zij probeerde om te kijken. Om zo spoedig mogelijk een eind aan haar leven te maken heb ik toen enige schoten uit mijn MG-geweer op haar afgevuurd en ze was onmiddellijk dood.”
Behalve Schmitz en Kuiper was ook onder anderen Willy Klüting van de Sicherheitspolizei bij de fusillade aanwezig, die ook voorkomt in het donderdag gepubliceerde CABR-namenregister. Volgens zijn SS-soldijboekje was hij eigenlijk goudsmid. „Ik herinner mij nog, dat wij het vreemd vonden, dat een vrouw moest worden gefusilleerd, omdat dit volgens ons beste weten nog niet in Nederland was voorgekomen”, verklaarde Klüting in 1948. Na de executie van Schaft zou Schmitz tegen hem hebben gezegd dat hij die opdracht de zwaarste vond die hij ooit had gekregen.
Anderhalve maand na de fusillade van Schaft werd haar lichaam opgegraven uit een massagraf. In het autopsierapport dat toen werd opgemaakt, wordt geconcludeerd dat ze „vermoedelijk op vrij korte afstand” twee keer in het achterhoofd is geschoten, „waarvan het ene dodelijk was”.
Behalve Schaft zijn in de Tweede Wereldoorlog honderden andere Nederlanders gefusilleerd in Noord-Holland. In een overzicht van alle fusillades in die provincie dat in het CABR is opgenomen, staan vijftig executies vermeld. Bij iedere fusillade staan de namen van de slachtoffers vermeld, meestal verzetsmensen. Ook de namen van de leden van het vuurpeloton en de redenen voor de strafvoltrekking staan genoteerd.