In de stuurhut hing in 1940 een enge stilte
G. Kornet uit Bleskensgraaf duidt het heden via het verleden. Oorlog, politiek, kerk: bij uiteenlopende actuele onderwerpen noemt hij lessen vanuit de geschiedenis.
_Gijs Kornet (1934) uit Bleskensgraaf komt uit een schippersfamilie. Hij mist zijn vrouw Helena, die overleden is. Zij kregen vier dochters en een zoon en klein- en achterkleinkinderen. _
„Wat ben ik toch dom”, mompelt Gijs Kornet (90). Hij zit achter zijn computer en tuurt naar het grote scherm. De laatste dagen heeft hij wel tien mails verstuurd, maar ze komen niet aan bij de ontvanger. Hij belde er telkens even achteraan, om te controleren of de berichten zijn aangekomen, maar nee. Hoe kan dat? En waarom krijgt hij geen foutmelding? Maar nu ontdekt hij het. Er klopt één letter niet in het mailadres. „Waar is het adresboek ook alweer – dan pas ik het gelijk aan. Ja, ik ben volhardend, dat klopt. Dat is fout van mij: dat ik het niet kan verdragen als ik iets niet voor elkaar krijg. En dan blijf ik aan de gang.”
Nu het probleem is opgelost, verlaat hij de kamer waar de computer staat en loopt hij naar de tafel in de woonkamer. Op de tafel staan twee felle leeslampen, er liggen kerkbladen en een dik boek over kerkgeschiedenis. Kornet woont sinds twee jaar in een appartement in Huize Graveland in Bleskensgraaf; hij kijkt uit op het riviertje de Graafstroom. Dat is wat anders dan de Merwede, die langs zijn oude woonplaats Werkendam stroomt, en dan de zeeën waar zijn coasters overheen voeren. Maar het is tenminste nog steeds water. Het water zit hem in het bloed. Binnenvaart, kustvaart: dat is waar Kornet zijn brood mee heeft verdiend.
G. Kornet uit Bleskensgraaf is een bekende naam uit de rubriek Opgemerkt, op de opiniepagina van het RD. Via analyses vol feiten, cijfers, jaartallen en anekdotes, geeft hij zijn mening over vaccineren, de visserij, begrafenissen. Over een vergaderende ChristenUnie op zondag, en over SGP’ers die voor koopzondagen stemden: „Welke draai we er ook aan geven, voor koopzondagen stemmen kan niet.”
Hij schrijft hoe er in de jaren 50 een kerkscheuring werd voorkomen in Werkendam. Hij stuurde een Opgemerkt in over getrouwde vrouwen die buitenshuis werken. Bij dat laatste besloot hij: „Daarom moeten we ook wel zien dat in deze huizen (verpleeg- en verzorgingshuizen, CvdH) de getrouwde vrouwen niet gemist kunnen worden en mogen we blij zijn dat ze er willen werken. Wel is het zaak dat men het zodanig regelt, dat het gezin en de zondagse kerkdiensten niet in gevaar komen.”
Op 21 november 2024 werd van hem ”Dankdag in oorlogstijd” geplaatst, over die dag dat de dankdagdienst drie kwartier te laat begon. Hij vertelt het verhaal gloedvol opnieuw, alsof het gisteren is gebeurd. „Mijn grootvader was in de oorlogsjaren ouderling in Werkendam, en op een dankdag zou ds. Lamain het Woord komen bedienen. De telefoon ging bij mijn opa: ds. Lamain stond in Dordrecht, maar de autobus naar Werkendam reed niet vanwege een kapotte gasgenerator. Iemand kon ds. Lamain –achter op een fiets met massieve banden– naar de Kop van ’t Land brengen. Mijn opa schakelde een taxibedrijf in en wist op onofficiële wijze wat benzine te regelen; zo liet hij de dominee ophalen.” Stelen van de Duitsers zag men „als zodanig” niet als zonde, tekent Kornet aan. Trouwens, de Duitsers stalen zelf ook: ze vorderden het binnenvaartschip van zijn vader.
„Hij had dat in 1934 gekocht uit een faillissement, met geld van zijn vader en van de scheepshypotheekbank. Daar zat hij dan, zonder schip, maar met een schuld.” Zijn vader kon daarna een oud zeilschip kopen, vertelt hij, met hulp van anderen, zodat hij weer aan het werk kon.
Kornet was nog een kind toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, en een aantal gebeurtenissen maakte diepe indruk op hem. „Op 10 mei 1940 werd ik 6 jaar. Wij lagen met het schip in de Parkhaven in Rotterdam, ik weet nog dat ik naar de stuurhut ging, maar er was niemand. „Mama, ik ben jarig”, zei ik, maar ik hoorde alleen maar herrie.
„„Mama, ik ben jarig”, zei ik, maar er was niemand in de stuurhut op 10 mei 1940” - Gijs Kornet, RD-lezer van het eerste uur
Een paar dagen later –mijn vader was bezig witte gedeelten van het schip groen te verven– moesten wij vlug de machinekamer in. Mijn moeder had net soep opgeschept, ik weet nog goed hoe erg ik het vond dat de soep koud werd – en toen werd de stad gebombardeerd. Later kwamen we boven en ik herinner me hoe de rook opging boven Rotterdam, als bij Sodom.
In Den Helder werd in de oorlog een meisje van mijn leeftijd gedood; ik had haar net daarvoor op straat zien lopen. En terwijl wij eens in de Biesbosch lagen met het schip, is er ook een kind doodgeschoten, dat maakte diepe indruk op me. We hoorden de granaten fluiten – je zag ze niet, maar hoorde ze wel. In 1945 moest de Biesbosch worden ontruimd; geallieerden en Duitsers vochten daar volop.”
De oorlog stempelde hem als kind en hield hem zijn leven lang bezig. Tijdens reizen naar Duitsland zocht hij naar sporen van de oorlog en verzamelde hij foto’s van verwoeste steden. De Koude Oorlog volgde, ging voorbij – en kwam terug. Of hij nu bang is voor een Derde Wereldoorlog? „Ik ben er wel bang voor”, zegt hij. Hij denkt even na. „Van een kernoorlog zullen de Russen zelf vooral last krijgen”, zegt hij dan. „Tot nu toe weten ze de oorlog gelukkig buiten de grenzen van de EU te houden… Ze moeten Poetin op de knieeën krijgen.” Daarbij hoopt hij dat de wereld heeft geleerd van hoe het na de Eerste Wereldoorlog met Duitsland is gegaan: een land moet niet zo diep worden vernederd dat het er niet meer bovenop komt.
Hij houdt van geschiedenis, zegt hij. „Heel veel.”
Vertellen over zijn familiegeschiedenis vindt hij moeilijker. „Het is niet altijd goed gegaan”, zegt hij abrupt. Na de oorlog werkten ze hard: zijn vader en hij en zijn vier broers werkten samen in een BV met meerdere schepen. „Het was hard werken voor weinig. Ik zei: Gijs, dat gaat niet goed zo, en ik stapte eruit en begon voor mezelf.”
Zijn vrouw en hij kregen vijf kinderen, vier dochters en een zoon. Van de vaart konden ze goed leven en ze kochten een huis aan de wal, in Werkendam. „Of ik geld belangrijk vind… Ik zeg altijd: geld maakt niet gelukkig, maar het is wel makkelijk als je het hebt. Ik probeerde altijd wel geld bij geld te krijgen.”
Het plan was dat hij samen met zijn vrouw, die ziek werd, in Huize Graveland in Bleskensgraaf zou gaan wonen, waar zorg in de buurt zou zijn. Maar zij overleed, nog voor de verhuizing, en nu is hij er alleen komen te wonen. Hij mist haar erg, zegt hij. Om haar is hij verdrietig. „Ik was zo verwend… Ze kookte bijvoorbeeld heel lekker eten. Zij dacht altijd dat conflicten op te lossen zijn door vriendelijk met elkaar te praten. Ik denk dat niet. Maar zij was wel mijn stuur.”
„Mijn vrouw dacht altijd dat conflicten op te lossen zijn door vriendelijkheid. Ik denk dat niet. Maar zij was wel mijn stuur” - G. Kornet, RD-lezer van het eerste uur
Nu had hij onlangs „een soort hartaanval”, vertelt hij. „Ik hoopte zo dat ik niet zou hoeven te kiezen voor een bepaalde operatie die gevaarlijk kan zijn, daar bad ik de Heere om, ik lag er wakker van, en gelukkig werd die keus me bespaard. We proberen het eerst met medicijnen en ze hebben hier nu zuurstof in de kamer gebracht.”
Hij staat op en loopt met de rollator naar de kamer waar de computer staat, om nog wat foto’s te laten zien. Via zwart-witbeelden van verwoeste Duitse steden en kleurige vakanties langs de Moezel klikt hij door naar familiefoto’s. „Even kijken… hoe krijg ik ze ook alweer op diavoorstelling?” Hij klikt totdat de diavoorstelling start. Daar zijn de foto’s van zijn 65-jarig huwelijk. Hij wijst en somt namen en beroepen van kinderen en kleinkinderen op. Hoe ziet hij hun toekomst? Waar hoopt hij op voor hen; waar bidt hij voor? „Dat ze kerkelijk blijven”, zegt hij. Hij wacht even en maakt ervan: „Dat ze de Heere vrezen.”
Op een gehaakt kleedje, vlak voor een kalender, staat stilletjes een grijze kaart met witte letters:
Gisteren is een herinnering.
Vandaag is een geschenk.
Morgen is in Gods hand.