„We weten niet of we elkaar in het nieuwe jaar weer zullen zien”
Wekelijkse blik op de kerkelijke bladen en blogs, aangevuld met citaten uit de kerkelijke wereld.
Om Sions Wil
„Toen ds. M. van der Sluys als student voor het eerst op de oudejaarsavond mocht voorgaan, zat er een tante onder zijn gehoor die met de dood in de schoenen liep. „Ze had met de kerk gebroken, maar was nu (voor het laatst) in de kerk. Ik preekte in die dienst over „De Heere vertraagt de belofte niet, maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat ze allen tot bekering komen” (2 Petrus 3:9). In zo’n dienst voel je meer dan anders het gewicht van dood en eeuwigheid.
Ik denk in dit verband aan de eerste oudejaarsdienst in Kerkwerve: alleen al in de maand december waren er vijf mensen overleden, waaronder een meisje van zestien jaar. In zo’n situatie komt er heel veel op je af. Ik preekte over het geslachtsregister van Christus. Mensen worden geboren en moeten sterven. Alleen als we in Christus geborgen zijn, worden de zonden van jongeren voor Gods aangezicht bedekt (Zondag 14). Het feit dat er een jong meisje overleden was, maakte op de gemeente veel indruk. Vanaf die tijd heb ik (als we in december een onderbreking van de catechisatie hadden) richting de jeugd nog meer beklemtoond: „We weten niet of we elkaar in het nieuwe jaar weer zullen zien. En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap.”
Tijdens een andere oudejaarsdienst preekte hij over Psalm 66:12: „Wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.” Die woorden hadden betrekking op de actualiteit: het was in de periode dat het water aan de rand van de dijken stond en mensen geëvacueerd moesten worden. Eerder dat jaar waren er drie personen omgekomen bij een brand in een bedrijf dat schuin aan de overkant van de kerk aan de Lek lag. Anderen zijn wonderlijk gespaard gebleven. Die preek heeft veel indrukken achtergelaten.
Het was op weer een andere oudejaarsdag dat er om zes uur ’s avonds aan de deur van de pastorie gebeld werd door een onkerkelijke man die dat jaar zijn zoon door een ongeluk verloren had. Op een dorp probeer je met de gemeenschap mee te leven. Daarom had ik dat gezin een briefje gestuurd, maar er verder geen reactie op gekregen. Op oudejaarsavond kwam hij daar alsnog voor bedanken.” (…)
Een oudejaarsdienst staat volgens de predikant niet alleen in het teken van de eindigheid en vergankelijkheid van het leven. „Je wordt er op zo’n avond toe opgeroepen om te danken, zoals Psalm 103 zegt: „Vergeet geen van Zijn weldaden; het is God die ze u bewees.” Er zijn huwelijken gesloten, kinderen geboren, er mocht belijdenis van het geloof worden afgelegd, sacramenten werden bediend. Al die keren is het Woord uitgegaan en konden we in vrijheid samenkomen. Als er in onze kinderjaren in Rotterdam een tumultueuze oudejaarsavond was afgesloten en we op nieuwjaarsmorgen naar de kerk gingen, waren de straten bijna volledig uitgestorven, omdat mensen nog lagen te slapen. Mijn grootvader was ouderling. Wanneer ik hem ophaalde, wenste hij mij altijd toe: „Dat het dit jaar het aangename jaar van het welbehagen des Heeren voor je mag worden.” Dat was niet alleen een wens voor het aardse leven, maar ook een boodschap die je op nieuwjaarsmorgen meekreeg voor het eeuwige leven.
In dit verband denk ik aan een diaken in een andere gemeente. Als je op nieuwjaarsmorgen de consistorie binnenkwam, wenste hij: „Zalig nieuwjaar!” Dat was geen wens met het oog op aardse voorspoed, maar de zaligheid die er te verkrijgen is. Dat betekent niet alleen dat er een hemel tot beloning is, maar ook een hel tot straf. Die twee wegen moeten elke nieuwjaarsmorgen voorgehouden worden.” (…)
Gedurende het gesprek zijn er al vele herinneringen met betrekking tot de jaarwisseling de revue gepasseerd. Aan het eind van het interview vragen we de predikant nog een herinnering te delen aangaande een preek of dienst rond oud en nieuw die persoonlijk betekenis kreeg.
„Als kind trof mij het staande zingen van Psalm 79:4 en 7 op oudejaarsavond. In mijn eerste gemeente had ik gepreekt over de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden uit Mattheüs 25, waarin het gaat over het buitenstaan van de vijf dwaze maagden. Toen we met het gezin naar huis liepen, kwam een vrouw achter ons aan. Ze wilde vertellen wat de preek met haar had gedaan. Ik had echter geen erg in haar en deed de deur letterlijk voor haar neus dicht. Dat was best pijnlijk voor haar. Daardoor kon ze iets ervaren wat het betekent als je buitengesloten wordt. Maar ook voor mij: geen erg in het werk des Heeren te hebben. Toen dat tot me doordrong, werd ik bepaald bij de ernst van de preek die ik even daarvoor had gehouden. Zo zal dat voor mensen werkelijkheid worden: wel onder het woord geweest, maar toch voor eeuwig buiten moeten staan. Het laat zien hoe onherroepelijk niet alleen het oude jaar, maar ons hele leven is. We kunnen het niet meer overdoen. Als je kinderen hebt, besef je: ze staan nog voor het leven. Tegelijkertijd is het waar dat we niet allemaal oud worden. Die ernst wil je aan de jeugd meegeven.”
In Om Sions wil (verbonden in belijden) interviewt Adriaan van Belzen ds. M. van der Sluys. De christelijke gereformeerde emeritus predikant (1949) groeide in kerkelijk opzicht op in de christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-West.