Rechtbank behandelt zaak honderd mensen over einde bed-bad-brood
De rechtbank Midden-Nederland behandelt woensdag de zaak van honderd mensen die gebruikmaken van de zogenoemde bed-bad-broodregeling in Utrecht. Die landelijke regeling voor vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven, stopt per 1 januari.
Dat betekent dat gemeenten zoals Utrecht geen geld meer krijgen van het Rijk om deze mensen opvang te bieden. Met de rechtszaak proberen honderd mensen het stoppen van de regeling, die voluit de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) heet, te voorkomen. Ook in andere gemeenten lopen zulke spoedprocedures. Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en ook Utrecht uitten eerder al zorgen aan asielminister Marjolein Faber (PVV) over het stoppen van de financiering voor de opvang. Ze wijzen op het risico dat mensen op straat belanden.
In de zaak in Utrecht staat Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU) de bezwaarmakers bij. De stichting is een van de organisaties die de opvang verzorgt in de gemeente. In totaal zijn er in Utrecht 235 bedden beschikbaar voor uitgeprocedeerde asielzoekers zonder vaste verblijfplaats. Per jaar worden er volgens de gemeente meer mensen opgevangen, omdat er ook vreemdelingen vertrekken en dan een nieuw iemand de plek inneemt. Volgens cijfers van vorig jaar kregen de gemeenten ongeveer 24 miljoen euro per jaar van het Rijk voor de opvang. Utrecht kondigde eerder aan de regeling op eigen kosten voort te willen zetten.
Volgens de SNDVU schendt het intrekken van de voorziening „fundamentele mensenrechten”, zoals „het recht op toegang tot basisbehoeften zoals schoon drinkwater, hygiëne, en een veilige en droge slaapplek”.