Ds. Van Veelen promoveert aan TUU: „Theologie moet recht doen aan lokale ervaringen”
Voor geloof en theologie is contextualisatie onontkomelijk, stelt ds. W.T. (Wouter) van Veelen. „Zoals Christus vlees en bloed kreeg, zo moet theologie recht doen aan de lokale ervaringen.”
Afrikaanse evangelische theologen hebben regelmatig het verwijt gekregen dat ze de uitdagingen van contextualisatie –de noodzaak om het christelijke geloof uit te drukken in en met het oog op een specifieke context– veronachtzaamden en daarmee een westerse en neokoloniale theologie uitdroegen. Volgens ds. Van Veelen houdt dit verwijt, na bestudering van drie belangrijke Afrikaanse evangelische theologen, geen stand.
Ds. Van Veelen promoveerde vrijdag aan de Theologische Universiteit Utrecht (TUU). Zijn publiekssamenvatting begon hij met een anekdote over de missioloog Stephen Bevans. Deze had in een voordracht, in de veronderstelling dat zijn hoorders vertrouwd waren met popgroep The Beatles, een tekst van een liedje geciteerd: „Here comes the sun” (daar breekt de zon door). „Hij vond het zelf wel een goede vondst, maar iemand uit India was er minder over te spreken. In India is de zon de vijand. Dus hoewel Christus als de zon Bijbelse papieren heeft, kan het voor mensen uit andere contexten een beeld zijn dat averechts werkt.”
Het voorbeeld laat volgens de promovendus zien hoe belangrijk contextualisatie is voor geloof en theologie. Sterker nog: contextualisatie is eigenlijk onontkomelijk volgens ds. Van Veelen. „Theologie wordt altijd in een bepaalde context en met het oog op een bepaalde context ontwikkeld en is daarmee altijd contextueel. Contextualisatie benadrukt ook waar het in het christelijk geloof om gaat: de incarnatie, het Woord is vlees geworden. Zoals Christus vlees en bloed kreeg, zo moet theologie recht doen aan de lokale ervaringen.”
„Contextuele theologen zeggen dat diepgaande studie van de context net zo belangrijk is als studie van Bijbel en traditie” - Ds. W.T. van Veelen, promovendus
Dit zorgde vervolgens wel voor een aardverschuiving op het gebied van de kennisleer in de theologie. „Traditioneel waren de Bijbel en de traditie de enige bronnen van theologiseren. Nu komt daar ook de lokale context bij. Contextuele theologen zeggen dat diepgaande studie van de context net zo belangrijk is als studie van Bijbel en traditie. Zonder kennis van de context zal de theologie kant noch wal raken. Volgens de missioloog David Bosch houdt theologie daarmee altijd een experimenteel karakter.”
Deze methode werd in eerste instantie door de evangelicale beweging met argusogen bekeken. Toch werd ze op het eerste Internationale Congres over Wereldevangelisatie in Lausanne (1974) als methode voor evangelisatie omarmd. Billy Graham stelde dat de westerse theologie inderdaad niet een monopolie heeft op de waarheid, maar wel dat er een tijdloze onveranderlijke kern van waarheid is die lokaal verpakt of vertaald moet worden. Dit zogenaamde ”translation model” is als methode kenmerkend voor contextualisatie onder evangelicale theologen.
Gezag
De drie Afrikaanse theologen die ds. Van Veelen onderzocht, gingen verschillend om met de uitdagingen van contextualisatie. „Kato zag wel degelijk het belang van contextualisatie, maar hij was ook kritisch. Hij was bang dat de prioriteiten van die tijd, inculturatie en bevrijding uiteindelijk het gezag van de Schrift zouden ondermijnen. Het Bijbelse fundament van de theologie mocht niet verloren gaan. Adeyemo bouwde daarop voort, maar nam er ook afstand van. Hij pleitte voor een brede, holistische contextuele en op transformatie gerichte benadering. Tiénou benadrukte de complexiteit en variatie in de contexten op het Afrikaanse continent en het belang van de lokale gemeente als gesprekspartner voor de theologie.”
Een van de opponenten, prof. dr. Benno van den Toren, hoogleraar interculturele theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, vroeg de kandidaat waaruit de bijdrage van de Afrikaanse theologie voor de Nederlandse context bestaat. Van Veelen: „Ik moet dan gelijk denken aan de uitspraak van Adeyemo: „The Gospel is a life to live, not a Creed to believe in” (het Evangelie is een leven om te leven, niet een geloofsbelijdenis om in te geloven). Het is heel holistisch, het persoonlijk gebed was belangrijk voor hem, maar hij zat ook aan tafel met hooggeplaatsten en dictators om sociale kwesties te bespreken. Dus uiteindelijk moet het Evangelie geleefd worden. Onze theologische vragen moeten uiteindelijk door de geleefde werkelijkheid worden bepaald, en dat maakt ons druk-zijn met allerlei hete hangijzers misschien wel wat relatief.”