Het gaat om tienden van millimeters op de Nederlandse Vioolbouwschool
Natuurlijk hoef je geen onbetaalbare Stradivari, Guarneri of Storioni te hebben om mooi viool te kunnen spelen. Een nieuw instrument klinkt vaak net zo goed, zegt leermeester Dirk Jacob Hamoen van de Nederlandse Vioolbouwschool in Makkum. Straks is er een feestelijk programma bij het twintigjarig bestaan.
De Nederlandse Vioolbouwschool, de enige in het land, zit in Makkum. Het pand Markt 17 staat wat achteraf tussen de winkelpanden van de straat. ,Dit gebouw is de oude openbare lagere school van Tjerkwerd, in de jaren dertig hierheen verplaatst”, zegt de vioolbouwer die hier als oude meester zijn kennis en ervaring deelt, Dirk Jacob Hamoen (75).
Het voormalige schoollokaal is omgetoverd tot een groot, licht atelier met een open zolder en een stuk of zes werktafels. De zoete geur van goedgedroogd hout. Aan een wand hangt een rij on- of halfbewerkte bovenbladen van violen en altviolen. Vijf leerlingen zijn tong tussen de tanden bezig met de bouw van een viool, altviool, cello of bas. Kijken. Nog een keer kijken. Zagen, gutsen, schaven, lakken. Weer kijken. It komt krekt (Het komt precies, red.). Wat heet, het gaat om tienden van millimeters. Alles voor de klank.
Glenn Roel (45) volgt al drie jaar les. Hij werkt aan een viool. ,Zelf speel ik geen viool, maar mijn vrouw wel.” De jongste in het atelier is Borke Schaling (21). Hij is ‘intern’ en de enige voltijdse leerling: hij wil er z’n beroep van maken. ,Ik speel viool vanaf m’n zesde. Dit hier is mijn derde exemplaar, een altviool.”
„Niet per definitie beter”
Violen… wie kent de namen van de grote Italianen uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw niet? Amati, Stradivari, Guarneri, Storioni. De vioolmaffia. Hun prachtinstrumenten, althans het relatief kleine aantal dat de tand des tijds heeft doorstaan, zijn eigendom van banken of kasteelheren. Voor bedragen tot wel 20 miljoen euro reizen ze de aardbol over, hun miljardairs achterna. Soms worden ze uitgeleend aan talentvolle muzikanten, soms klagen ze in de handen van een klein kind, soms staan ze jarenlang achter gepantserd dubbel glas eenzaam te wezen in een museum.
Praat Dirk Jacob Hamoen er niet van. Beleggingsobjecten zijn het, ”that’s all”. We zitten in de oude onderwijzerskamer. „Oude violen zijn een heel goede investering, vooral dankzij uitgekiende marketing”, zegt Hamoen. Al een jaar of dertig maakt hij eigenhandig nieuwe violen. ,Als moderne vioolbouwer word je constant afgerekend op wat de oude meesters maakten. Zij zijn de halfgoden en jij prutst eigenlijk maar wat aan.” Van enige realiteitszin is daarbij natuurlijk geen sprake, zegt hij. ,Oude violen klinken niet per definitie beter dan nieuwe. Er zijn genoeg serieuze geluidstesten gedaan waarbij juist de nieuwe viool de publiekslieveling was.”
De klassieke viool is ontwikkeld in het Italiaanse Cremona. ,Daarna zijn we aan het kopiëren geslagen, maar hoe die ouden dat precies met die klank deden, dat wisten ze al rond 1780 niet meer. Ook niet in de 19e-eeuwse Duitse vioolbouw. Meer dan 90 procent van de nieuwe violen die worden gemaakt, zijn kopieën van een klein aantal modellen.” Hamoen leert zijn studenten te werken op basis van een standaardmodel, dat ze vervolgens, onder toezicht, met kleine ingrepen en door intens te luisteren aanpassen. Want de precieze plaatsing van de onderdelen, de exacte dikte van boven- en onderbladen, ieder detail heeft invloed op het geluid dat het wondertje zal voortbrengen.
,Nieuwe violen, daar kun je wat van maken. Natuurlijk moet je er ook een beetje geluk bij hebben. Een viool is een van de meest complexe systemen op aarde, nog altijd kunnen we er geen goed computermodel van maken. Vergelijk het bouwen ervan maar met het doen van een weersvoorspelling. Hier doen we alles met de hand. Geen computers, geen machines. Die hadden ze in Cremona ook niet.”
Zelf maken
Hamoen verhuisde in 2010 de vioolbouwschool die hij enkele jaren eerder was begonnen uit het Utrechtse Maarssen naar Makkum. Zijn belangstelling voor het bouwen van muziekinstrumenten begon toen hij muziekwetenschappen studeerde in Utrecht. Daarna heeft hij gewerkt voor het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel en de Vereniging Huismuziek in Utrecht. Hij begon zelf violen te bouwen en merkte dat meer musici geïnteresseerd waren in het zelf maken van een instrument. Zijn vioolbouwschool is voortgesproten uit de eerste Nederlandse vioolbouwcursussen die hij organiseerde.
,Om het vak goed te leren, dat duurt toch al gauw een jaar of vier. Het is een ambacht. Je moet weten waar je naar moet kijken en waar je op moet letten. De lak? Nee… Ja, als er teveel op zit, dan is het schadelijk voor de klank. Belangrijk is goed hout. Dat haal ik bij een houtzagerij in Zuid-Duitsland, Bubenreuth, die gebruikt hout dat van de Balkan komt. Het is daar al de derde generatie waarmee ik zaken doe. Heel erg duur is het hout van een viool niet. Je moet rekenen, als er voor 500 euro aan grondstoffen in een nieuwe viool gaat zitten, dan is het veel.”
Uithoudingsvermogen
Hamoen – ,ik ben nu 75, ik ben het wat rustiger aan gaan doen” – heeft zo’n zestig studenten. Leerlingen van de Nederlandse Vioolbouwschool gaan naar huis met een instrument dat ze anders niet hadden kunnen betalen, zegt hij. Uithoudingsvermogen is wel een vereiste; de creatie van een nieuwe viool bijvoorbeeld neemt al snel zo’n 350 tot 400 uren in beslag. We lopen naar het atelier. Iemand schaaft aan een hals, een ander bevoelt een bovenblad, een derde zoekt in een gereedschapsbak naar een peg, pin of guts. Michiel Nieuwenhuis (46) bouwt een altviool, ,voor mijn broer”. Sinds oktober vorig jaar besteedt hij er twee dagen per week aan. Nee, hij bespeelt geen instrument, maar de oudste dochter speelt viool, de jongste dochter cello en zijn echtgenote ook. Zijn altviool is een schoonheid. Vindt Nieuwenhuis ook. ,Deze is best goed gelukt, al zeg ik het zelf.”