De eerste schrik zijn ze te boven bij het Protestants Centrum voor Godsdienstig Vormingsonderwijs. Maar het blijft voor de organisatie onverteerbaar dat het kabinet álle subsidie voor godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs (GVO) op openbare scholen wil schrappen.
Directeur Wouter Knoester dacht juist na over de toekomst van het protestants-christelijk vormingsonderwijs, toen hij plots werd opgeroepen voor een spoedberaad. Er was een telefoontje gekomen van het ministerie van Onderwijs. Dat wil de subsidiekraan voor het vormingsonderwijs per 2027 volledig dichtdraaien. Geen kaasschaafmethode dus, maar geen stuiver meer.
Het is niet voor het eerst dat de financiering voor GVO dreigt te verdwijnen. In 2013 lagen er ook overheidsplannen, maar dankzij een lobby verdwenen die in de prullenbak. „Destijds had de geldstroom met één pennenstreek gestopt kunnen worden”, legt Knoester uit. „Juist daarom is de subsidie in 2017 vastgelegd in een wet, zodat die bekostiging structureel zou zijn.”
Een van de Kamerleden die zich daar destijds hard voor maakte was Eppo Bruins van de ChristenUnie. Nu wil diezelfde Bruins als minister (NSC) het totale budget schrappen. „Zwabberbeleid”, vindt Knoester. Hij is directeur van het protestants-christelijke deel van het vormingsonderwijs, dat daarnaast nog zes denominaties kent: boeddhistisch, hindoeïstisch, humanistisch, islamitisch, joods en katholiek.
In totaal vinden wekelijks bijna 3600 lessen vormingsonderwijs plaats. De meeste ouders kiezen voor de humanistische variant (484 scholen, ruim 23.000 leerlingen), gevolgd door de protestants-christelijke (464 scholen, bijna 19.000 leerlingen).
Catechisatie
Tot 2010 kreeg GVO geen geld uit de staatskas. Een landelijke organisatie bestond voorheen ook niet. Vrijwilligers, predikantsvrouwen en kerkenraadsleden verzorgden godsdienstlessen op openbare basisscholen. „Toen had je in Friesland vakleerkrachten die lesgaven over alle godsdiensten, op de Veluwe dominees die catechisatie verzorgden en in Zeeland mensen die filmpjes van gebedsgenezer Jan Zijlstra lieten zien. Allemaal onder de vlag van godsdienstonderwijs.”
Dat het onderwijs destijds geprofessionaliseerd werd, heeft volgens Knoester grote meerwaarde. „Onze vakleerkrachten, die wij op scholen inzetten, zijn bevoegde en geschoolde docenten die zich professioneel ontwikkelen door verplichte nascholing. Zij werken met lesdoelen vanuit een fundamenteel doordacht identiteitskader en hebben functioneringsgesprekken. Ook ontvangen zij een marktconform salaris.” Voor Knoester zijn de gevolgen duidelijk. „Zonder subsidie dreigt dit onderwijs om te vallen.”
Minister Bruins en staatssecretaris Paul zeggen dat de subsidie niet bewezen effectief is. „We hebben aangedrongen op een gesprek met hen om te horen waar zij dit op baseren.” Tegelijk zegt hij: „Bij dit type onderwijs gaat het niet zozeer om: meten is weten. Maar: merken is weten.”
Burgerschap
De bewindslieden wijzen erop dat leerlingen bij het vak burgerschap al kennismaken met verschillende godsdiensten. Dat vak kan GVO niet vervangen, vindt Knoester. „Belangrijkste verschil is dat GVO gaat over persoonsvorming en existentiële levensvragen; bij burgerschap over maatschappelijke vorming en samenlevingsvragen. Ons voornaamste doel is waarden en tradities overdragen vanuit een religie of levensbeschouwing, terwijl het bij burgerschap draait om actieve deelname aan de samenleving.”
„GVO gaat over persoonsvorming; burgerschap over maatschappelijke vorming” - Wouter Knoester, directeur protestants-christelijk vormingsonderwijs
Kunnen ouders die godsdienstig vormingsonderwijs willen hun kind niet gewoon naar het bijzonder onderwijs sturen? Zo simpel is het niet, zegt Knoester. „In krimpgebieden is er minder schoolkeuze dan in de Randstad. Juist in de regio zijn wij veel aanwezig. Bovendien: openbaar onderwijs is voor iedereen bedoeld, dus ook voor ouders met een levensbeschouwelijke overtuiging. Zonder aanbod van GVO komt de openbaarheid van openbaar onderwijs dus in het gedrang.”