Ds. B. de Graaf staat deze vrijdag een halve eeuw in het ambt, en bijna de helft van die tijd diende hij de christelijke gereformeerde kerk in Nunspeet. Hij ziet zich als een „standvogel”, een arbeider op Gods akker die het liefst diepe voren trekt.
Bort de Graaf groeit in de jaren vijftig op aan de haven van Spakenburg, in een „eenvoudig”, maar „heel warm” gezin. Vader zit in de vishandel, moeder is thuis. „Maar ze sprong ook bij in het werk. Zelf heb ik ook van jongs af aan meegeholpen. In mijn jeugd was alles nog zo heerlijk overzichtelijk. ’s Zondags ging iedereen naar de kerk en de winkels waren gesloten.”
Hij wordt gedoopt in de christelijke gereformeerde kerk in Bunschoten, door ds. J.H. Velema. „Later, in Nunspeet, was ik zijn wijkpredikant en heb ik hem begraven .”
Thuis wordt er veel over het geloof gesproken. Ook sterfgevallen in de familie vormen de jonge De Graaf. „Mijn oom Bort, naar wie ik vernoemd werd, kwam om op zee, nog maar 33 jaar oud. Mijn vader overleed toen hij 55 jaar was.”
Maar predikant worden, dat is zo ongeveer het laatste waar hij als tiener aan denkt. „In mijn middelbare- schoolperiode begon ik interesse te krijgen voor levensvragen. Ik las filosofen, onder anderen Friedrich Nietzsche, de predikantszoon die zo’n andere weg was gegaan. Mensen kunnen in hun zoeken naar de waarheid totaal ontsporen. Het Evangelie begon daardoor aan mij te trekken.”
„Mensen kunnen in hun zoeken naar de waarheid totaal ontsporen” - Ds. B. de Graaf, emeritus predikant CGK
Maar de vragen blijven: is de Bijbel wel waar? Is God er wel? „In die verwarring vroeg ik vervroegd militaire dienst aan. Ik was amper 19 jaar toen ik werd opgeroepen. Toen, om zo te zeggen: in de woestijn, heeft de Heere me weer houvast gegeven in Zijn Woord.”
De Graaf behaalt zijn propedeuse theologie in Utrecht en wordt vervolgens toegelaten tot de predikantsopleiding van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) in Apeldoorn.
U schreef een scriptie over geestelijke leiding in de prediking in de Nadere Reformatie en de invloed van karakters daarop. Hoe bepalend is uw eigen karakter?
„Karakters hebben meer invloed dan we denken. Ze bepalen mede de manier waarop we omgaan met het Woord en de wijze waarop we dat met anderen delen. Zo stond bij de gemoedelijke Bernardus Smijtegelt de uitverkiezing wel voorop. Door zijn milde karakter probeerde hij echter zoekende zielen met allerlei kentekenen te trekken. Hij was gunnend.
Theodorus van der Groe had een ander karakter, negatiever. Hij zag vooral achteruitgang in het geestelijk leven. Hoewel hij theologisch dichter bij Johannes Calvijn stond, kwam hij in de prediking vaak over als een keurmeester.
En ikzelf? Ik heb over het algemeen een wat meegaand karakter, probeer conflicten te voorkomen, al wil ik uiteindelijk wel vasthouden aan mijn standpunten en niet met alle winden meewaaien. Maar goed, misschien kijkt iemand anders wel op een andere manier tegen mij aan.
Voor mij is prediking vooral pastoraat op de preekstoel. Een herder gooit niet zomaar wat voedsel neer voor de schapen, maar behandelt hen heel persoonlijk. De een heeft wat olie nodig in de wonden. Een schaap dat net gelammerd heeft, krijgt weer andere zorg. Het is dus van groot belang dat de prediker zijn gemeenteleden kent, pastorale bezoeken aflegt, bij hen aan de keukentafel zit.”
U bent behoorlijk honkvast: als gemeentepredikant diende u in bijna veertig jaar tijd slechts drie christelijke gereformeerde kerken: in Utrecht-Noord, Zierikzee en Nunspeet.
„In de natuur zijn er trekvogels en standvogels, en zo is het in de domineeswereld ook. Misschien speelt hier karakter ook wel een rol. Sommige collega’s beginnen na vijf of zes jaar onrustig te worden en zijn gewoon aan iets nieuws toe. Anderen zijn meer gericht op het trekken van diepe voren. Het was overigens geen ”moeten”, want er zijn wel diverse beroepen gekomen, maar mijn plek was toch hier.
Ik ben dankbaar en blij verwonderd dat de Heere me al die jaren heeft willen gebruiken. Aan Hem alle eer. En dat Hij me een vrouw gaf die me steunde in het werk, ook geestelijk. De vrouwen achter de ambtsdragers, de vrouwen áchter het ambt, die zijn zo belangrijk in de kerk. Dat wordt vaak vergeten.”
„De vrouwen áchter het ambt worden vaak vergeten” - Ds. B. de Graaf, emeritus predikant CGK
Welke vrucht zag u op het trekken van die diepe voren?
„Het zoeken naar vruchten heb ik in de loop van de tijd achter me gelaten. Als een boer iets plant, gaat hij niet dagelijks in de aarde wroeten om te kijken of er al iets komt. De Heere Zelf zorgt voor de vrucht.
Bovendien kun je je vergissen. Ik ging eens op bezoek bij een man die kanker had. Op bezoek had hij nooit zo veel gezegd over zijn geestelijke leven. Lang had hij niet meer te leven. En voordat ik kon bedenken hoe ik het gesprek zou beginnen, begon hij te praten. Over de preken waar hij veel aan had gehad. Vaak is er vrucht, terwijl je die eerst niet ziet.
De Heere houdt ons klein. Wanneer we heel veel vrucht op de prediking gaan zien, kunnen we hoogmoedig worden, onszelf op de borst gaan slaan, of over het paard getild worden. Toen ik in 1974 in Utrecht-Noord werd bevestigd , zei ds. W. Heerma tegen de gemeente: „Draag hem op het hart en niet op handen, want anders laat je hem vroeg of laat hard vallen.” En zo is het. Een predikant, zegt de Bijbel, is een ”doulos”, een slaaf, een dienstknecht. En geen halfgod, zoals mensen soms van hem maken.”