Ze spreken in vertrouwelijkheid met tbs-patiënten. Over Bijbelverhalen, rouw in de familie, voetbal, een zieke vogel en de oorlog in Oekraïne. Marius (63) en Martine (41), beiden christen, werken als geestelijk verzorgers in tbs-kliniek De Kijvelanden.
Marius, sinds 2003 geestelijk verzorger in De Kijvelanden, binnen de PKN predikant met een bijzondere opdracht: „Een tbs-patiënt deed een suïcidepoging. Hij zat voor zijn eigen veiligheid vast op de separeerafdeling. In die prikkelarme omgeving mocht hij niet beschikken over scherpe voorwerpen. De man kampte met een enorm schuldgevoel over een moord die hij in psychotische toestand had gepleegd. Hij kon niet bevatten dat hij dat had gedaan.
Ik wist dat de man affiniteit heeft met het geloof, hij bezocht onze kerkdiensten in De Kijvelanden. Op de luchtplaats gaf ik hem in zijn radeloze toestand een briefje met een tekst uit Jona: „U trekt mij levend uit de dood omhoog.” Later hoorde ik dat hij dat papiertje altijd heeft bewaard. Dankzij de inspanningen van veel hulpverleners binnen de kliniek gaat het een stuk beter met de man.”
Martine, theoloog, sinds 2019 werkzaam in De Kijvelanden, lid van de Nederlandse Gereformeerde Kerken: „Een belangrijk deel van ons werk bestaat uit een-op-een gesprekken voeren met tbs-patiënten. Over van alles. Het leven op de afdeling, in een groep die je zelf niet hebt uitgekozen. De traumabehandeling die mensen ondergaan, rouw in de familiekring, oorlog in de wereld. Maar ook zaken als: wat is wifi? Sommige mensen zitten al vijftien jaar vast. Ze hebben hier weliswaar tv, maar geen internet.”
„In tijden van rouw moet een tbs-patiënt het eigenlijk in zijn eentje zien te rooien” - Martine, geestelijk verzorger
Marius: „Onze gesprekken zijn vertrouwelijk. We hebben een ambtsgeheim. Alleen als tbs-patiënten een concreet gevaar vormen voor zichzelf of anderen, mogen we andere hulpverleners alarmeren. Onze gesprekken worden niet gerapporteerd in het kader van de behandeling. Nogal eens komen patiënten naar me toe en zeggen ze: „Dominee, ik geloof niet, maar…” Dan willen ze hun verhaal kwijt. Pas liet een tbs-patiënt me het geboortekaartje zien van het dochtertje van zijn zus. De naam van de baby had verwantschap met de Griekse godenwereld. Daar kregen we een gesprek over.
Je moet beseffen wat je als geestelijke bij iemand kunt oproepen. Ooit werd ik vanuit de kliniek gewaarschuwd dat een patiënt in het verleden geestelijken had opgesloten. Ik kreeg goed contact met die man. Tijdens een kerstviering in De Kijvelanden droeg ik een keer een toga. Toen een tbs-patiënt mij in die kleding zag, vertrok hij weer naar zijn kamer. De toga riep bij hem vervelende herinneringen op en deed hem denken aan wat in zijn optiek de geestelijkheid zijn ouders had aangedaan.”
Martine: „Tbs-patiënten mogen in principe niet naar uitvaarten van bijvoorbeeld hun ouders. Als ze in een verloftraject zitten, bestaat die mogelijkheid wel. In tijden van rouw moet een patiënt het dus eigenlijk in zijn eentje zien te rooien. Daarom organiseren we in onze stilteruimte uitvaartrituelen. Een mogelijkheid is dat patiënten online, dus op afstand, een uitvaartdienst meemaken. Mensen kunnen hier een kaarsje aansteken. Of we spelen op verzoek van de patiënt muziek af.”
Marius: „Op zondagen, om de week, houden we in ons stiltecentrum een kerkdienst. We zitten in een kring en de mannen lezen om beurten een vers uit de Bijbel. Dat heeft iets ontroerends. De één leest vlot, de ander heeft moeite met lezen. Ze mogen elkaar niet verbeteren. Gebeurt dat wel, dan grijpen we in. Ieder moet de ruimte hebben op zijn eigen wijze het vers te lezen.”
Martine: „Onlangs hield ik tijdens een kerkdienst een korte overdenking over 1 Koningen 19. De profeet Elia heeft zich verscholen in een grot. Zo probeert hij te ontkomen aan koning Achab, die hem naar het leven staat. God vraagt wat Elia daar doet en roept hem op om uit zijn schuilplek te komen. Je leest in dat hoofdstuk dat God zich níet openbaart in storm, aardbeving of vuur. Wel manifesteert Hij zich in een zachte stilte. ”Dun geluid”, staat er in de grondtekst. En dan weer de vraag: Wat doe je hier? Over het thema stilte sprak ik met de tbs-patiënten door. Wat betekent het dat jij hier in het stiltecentrum zit? Wat doe jij hier? Bijna iedereen vertelde wel eens iets te hebben meegemaakt waarbij ze het gevoel hadden dat God aanwezig was. Iemand vertelde bijvoorbeeld over de genezing van een geliefde.”
Marius: „Ik hield een keer een overdenking van een paar minuten over de geschiedenis waarin Jezus een man geneest van zijn blindheid. Die man krijgt de opdracht om niet meteen terug te gaan naar zijn dorp. Dat is dus even een no-goarea. Blijkbaar is soms dosering nodig. De Bijbelse geschiedenis kon ik verbinden met de tbs-wereld. In De Kijvelanden vertelde ik dat ik, samen met een verlofbegeleider, eens op pad ging met een patiënt. Die wilde in Limburg de plek bezoeken waar zijn overleden vriendin begraven lag. De verlofbegeleider stond toe dat ik samen met de patiënt bloemen ging kopen op een Limburgs station. Hij vertelde dat hij zich in het verleden alleen onherkenbaar, met capuchon, op dat station durfde te vertonen. Maar toen hij bloemen kocht, liep hij zonder capuchon rond. Voor hem was het station dus geen no-goarea meer.”
Geeft u thema’s als schuld en berouw een plek in uw gesprekken met tbs-patiënten?
Martine: „Sommige mannen zitten al jaren opgesloten. En 90 tot 95 procent van de patiënten beseft echt wel dat ze niet onschuldig vast zitten. Natuurlijk kan een onderwerp als schuld aan bod komen. Dan is het mooi dat ik erop kan wijzen dat mensen hun schuld kwijt kunnen bij God.”
Marius: „Ik heb geen behoefte tbs-patiënten hun schuld aan een misdrijf nog eens in te wrijven. Mensen beseffen doorgaans heel goed dat ze schuldig zijn. Al was het maar vanwege het feit dat ze strak in de gaten gehouden worden. Dag in, dag uit. Ik positioneer mezelf als predikant, vertel wat voor mij belangrijk is en nodig de ander uit zijn verhaal te vertellen. Dat kan ook over voetbalclub ADO gaan, of over iemands zieke vogel.”
Martine: „We hebben hier geen missionaire taak. Dus ik ga niet zeggen: „Je moet dit boek eens lezen, of dit van me aannemen.” Sommige tbs-patiënten zijn heel duidelijk: „Ik geloof niet, maar vind het prima om met jou van gedachten te wisselen over filosofische thema’s.” Hoe is de aarde ontstaan? Wat doen we hier eigenlijk? Soms kan het wel passend te zijn om te verwijzen naar een Bijbelgedeelte, of een christelijk lied. Ik denk aan een patiënt die helemaal blij was dat hij voor het eerst weer was teruggegaan naar de kerkelijke gemeente waar hij zo veel aan had gehad.”
In februari 2017 stak Michel T. in De Kijvelanden de 25-jarige medewerker Arnd Otten dood. Dat liet u niet onberoerd.
Marius, in de stilteruimte wijzend naar een foto van zijn doodgestoken collega: „Ja, die verschrikkelijke gebeurtenis blijft met ons meegaan. Tijdens een herdenkingsdienst een paar dagen na zijn overlijden sprak ik over psalm 23. Voor Arnd was de Bijbel belangrijk. Ook in het gezin waar hij is opgegroeid, neemt de Bijbel een belangrijke plaats in (het slachtoffer is een zoon van de christelijke gereformeerde predikant ds. S. Otten, JV). Elk jaar, op of rond 5 februari, herdenken we de dood van Arnd.”
„Ik heb geen behoefte tbs-patiënten hun schuld aan een misdrijf nog eens in te wrijven” - Marius, geestelijk verzorgende
U werkt te midden van mensen die zijn veroordeeld voor zware misdrijven. Voelt u zich wel eens onveilig?
Marius: „Als een tbs-patiënt zich niet aan afspraken houdt, spreek ik hem daarop aan. Soms is iemand daar niet van gediend. Ik ben wel eens echt onaangenaam bejegend. Maar ik heb me nog nooit fysiek bedreigd gevoeld. Mijn gewoonte is overigens om me vooraf niet te verdiepen in het persoonlijk dossier van een patiënt.”
Martine: „Ik ben ook nooit fysiek bedreigd. Tijdens kerkdiensten zitten er geen beveiligers in de stilteruimte. In mijn omgeving krijg ik wel eens de vraag: „Ben je niet bang dat er iets akeligs gebeurt als je spreekt voor zo’n groep tbs-patiënten?” Nee dus. De sfeer is daar ook helemaal niet naar. Als iemand uit zijn vel zou springen, zullen anderen in de groep mij vermoedelijk in bescherming nemen. Ik draag wel een pieper bij me, dus collega’s zijn gauw in de buurt.”
Werken met tbs-patiënten is weerbarstig. Wat drijft u om dit werk te doen?
Marius: „Er ontstaat met hen puur contact.”
Martine: „Er is geen schone schijn. Tbs-patiënten hebben vaak heel wat op hun kerfstok. Maar ik wil ook hun goede kanten ontdekken en hen daarmee complimenteren. We hebben hier een patiënt die goudeerlijk is. Nog nooit hebben we hem op een onwaarheid kunnen betrappen. Een ander kan weer heel goed tekenen.”
Marius: „Ergens spreekt de rauwheid van tbs-patiënten me aan. Ik was eens getuige van commotie bij het insluiten van iemand met wie het even niet zo lekker ging. Een staflid vroeg me om hulp. Toen hebben we de man in zijn kamer gezet. Hevig vloekend riep hij: „Dat mag jij helemaal niet doen als dominee!” De man had een punt, zoiets is formeel niet mijn taak. Maar ik maakte me zorgen om de veiligheid van het staflid, dus schoot te hulp. Dat heb ik later aan de tbs-patiënt kunnen uitleggen. Hij accepteerde dat. Vanuit een andere kliniek liet hij me later de groeten overbrengen.”
Martine: „De combinatie van lichtheid en serieusheid in dit werk spreekt me aan. Ik had ooit een olijftak meegenomen naar een kerkdienst. Die zondag sprak ik over Noach. Hij zag na de zondvloed een duif terugkeren met een olijfblaadje in de snavel. Een teken van hoop. Alle bezoekers van de kerkdienst mochten een blaadje van de tak plukken. „Wat is dat? Qat?” vroeg een patiënt, die dus over drugs begon. Waarop een andere tbs’er reageerde: „Jij denkt dat je alles kunt eten!” Een paar jaar later hoorde ik van een patiënt dat hij het olijfblaadje in zijn Bijbel had gestopt. Elke avond legde hij zijn Bijbel mét blaadje onder zijn kussen. Dat is natuurlijk heel mooi.”
Om privacyredenen zijn de geestelijk verzorgers alleen met hun voornaam genoemd. Hun volledige namen zijn bekend bij de redactie.