Noodhulpacties voorzien in voedsel en vloerkleden voor ontheemde Libanezen. Zendingswerker Heleen Dandash-van den Berg hoopt vanuit Beiroet dat westerse christenen oog hebben voor het lijden van de mensen in Libanon. Ook als ze het met de politieke opvattingen oneens zijn.
Waarom bleef u in Libanon toen andere zendingswerkers van de GZB terugkeerden naar Nederland?
„Mijn man Wassim is van Libanese afkomst en na ons huwelijk hebben we ons hier gesetteld. Libanon voelt als mijn thuisland, meer dan Nederland. We waren bang dat we niet meer terug naar Libanon konden als we naar Nederland zouden gaan.
Daarbij wonen we in een relatief veilig dorp, net buiten Beiroet. We horen de bommen wel vallen, maar zien niet wat ze aanrichten. We zijn blij dat de GZB ons de mogelijkheid gaf om hier te blijven.
Dat wij niet weggingen terwijl we de mogelijkheid wel hadden, is tegelijk een bemoediging voor de mensen hier. Het levert mooie gesprekken op.”
Hoe draagt u bij aan de hulpverlening?
„Naast de zorg voor ons zoontje werk ik een aantal dagen per week in peuteropvang GROW. Via persoonlijke contacten help ik waar mogelijk. Mijn man zit daarnaast in het leiderschapsteam van onze kerkelijke gemeente en vandaaruit proberen we ook hulpacties op te zetten. Dat gaat niet altijd makkelijk, want het is een kleine gemeente van pas twee jaar oud met slechts zo’n dertig leden.
Bij andere Libanese kerken ligt dat anders; die hebben door vorige crises al meer ervaring en konden de noodhulp snel opstarten. Met hen werk ik samen vanuit de peuteropvang, bijvoorbeeld in het uitdelen van kleding. Zo is er een heel noodhulpnetwerk. Tegelijk kun je nooit genoeg doen. Er is een overweldigende hoeveelheid lijden in het hele land.”
Aan welke hulp is behoefte?
„In eerste instantie moeten mensen in hun basisbehoeften worden voorzien. Ze zijn zo halsoverkop gevlucht dat ze soms niet eens paspoorten of geld bij zich hebben. Er is dus kleding, voedsel en een plek om te slapen nodig. Het wordt winter. Men leeft op koude betonnen vloeren. Dus nu is er bijvoorbeeld ook dringend behoefte aan dikke vloerkleden.
Op de lange termijn is de mentale hulpverlening en pastorale zorg het belangrijkst. Veel mensen zijn getraumatiseerd en angstig. Door de Libanese geschiedenis van oorlogen en crises werd het trauma de generaties door steeds groter.
Lang was er een taboe om naar een psycholoog gaan, maar inmiddels staan mensen er meer voor open. Christelijke hulpverleners kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Als mensen de Heere Jezus leren kennen, kunnen ze tot rust komen en genezing vinden.”
Welke invloed heeft de oorlog op het geloofsleven van Libanezen?
„Mensen in het Midden-Oosten hebben vaak een heel sterk Godsbewustzijn. Ze klampen zich vast aan de gedachte dat God alles bestuurt en in de hand heeft. Daar halen ze kracht uit. Ik denk dat westerse mensen sneller geneigd zijn tot het stellen van waaromvragen, terwijl bij Libanezen hun relatie met God helpt om alles een plek te kunnen geven.
„Mensen in het Midden-Oosten hebben een heel sterk Godsbewustzijn” - Heleen Dandash-Van den Berg, zendingswerker in Libanon
Ook biedt de oorlog veel kansen voor het evangelisatiewerk. In tijden van crisis vinden mensen open deuren bij de kerk, ongeacht hun politieke of religieuze achtergrond. Dat is bijzonder in het verdeelde Libanon. Ook komen Libanezen die uit moeilijk te bereiken gebieden gevlucht zijn, nu in aanraking met het Evangelie doordat ze bij kerken hulp ontvangen. De kerkelijke hulpverlening is daarin niet alleen materieel, maar komt voort uit het verlangen dat mensen juist door deze situatie heen Christus ontmoeten. In de noodhulp die we organiseren proberen we vanuit oprechte bewogenheid de handen en voeten van Jezus te zijn.”
Is er wat u betreft vanuit Nederland genoeg aandacht voor het leed in Libanon?
„Ik ben heel dankbaar voor de steun van de GZB en de noodhulp die gegeven wordt. Ook wordt er veel voor ons gebeden en met ons meegeleefd. Tegelijk vind ik het vaak moeilijk hoe erg er door westerse christenen vanuit de politieke kant van het conflict gedacht wordt. Soms lijkt het alsof de gedachte leeft dat Libanon zich dit zelf op de hals heeft gehaald. Dan mis ik mildheid en oog voor de complexiteit van de situatie.
Wij kunnen de opvattingen waardoor Libanezen gevormd worden wel afkeuren, maar het blijven mensen. Mensen die opgegroeid zijn in een bepaalde familie, cultuur en politiek systeem. Die met grote haast hun huis moesten verlaten. Die urenlang zonder water en voedsel in de brandende zon in de file stonden, soms met een huilend kind op de achterbank, terwijl naast hen bommen vielen. Ze verloren hun thuis en geliefden. Als kerkelijke minderheid in Libanon sterkt het ons als we merken dat de westerse kerk dit lijden ziet en met ons meeleeft.”