Voor dirigent Marjon van der Linden is er niets mooiers dan werken met de kinderstem
Haar leven is doortrokken van muziek: ooit begonnen met dwarsfluit spelen en zingen, later erbij gaan dirigeren. Moest Marjon van der Linden echt kiezen, dan zou het werk op de bok overblijven. Al is ze bij sommige concerten een tikje jaloers op haar koorleden.
Op de piano in de ruime woonkamer in Gouda staat kerstmuziek: een versie van ”Once in royal David’s city”. Het oefenen is, zo’n twee maanden voor de uitvoeringen, weer volop begonnen. „Mijn dochter Roos zingt dit met de Koorschool”, vertelt Van der Linden. Of ze het leuk vindt dat haar dochter lid is van het koor dat zij zelf oprichtte? „Ja, enorm leuk!” Maar als haar kinderen –behalve dochter Roos nog zoon Daan, die een beetje ziek is en vandaag een dagje thuisblijft van school– in de toekomst iets heel anders kiezen dan muziek, vindt de Goudse musicus dat ook prima. „Ze moeten vooral hun hart volgen.” Bij haarzelf duurde het even voor ze haar passie achterna kon gaan.
1. Mijn studie aan de Erasmus Universiteit was een nuttige tussenstap voor ik de muziek in ging.
„Mijn ouders zeiden altijd: Ga een opleiding doen waar je jezelf van kunt onderhouden. Dus naar het conservatorium gaan na de middelbare school was geen optie. Ik koos na veel wikken en wegen fiscale economie. Na mijn opleiding heb ik nog een jaar gewerkt als fiscalist. Maar ik had al snel zoiets van: is dit het nu? Ondertussen was ik ook begonnen met koordirectie aan de hogeschool IDE in Gorinchem, bij Joop Schets. Uiteindelijk heb ik de keuze gemaakt om helemaal de muziek in te gaan. Dat was spannend, want ik liet daarmee ook een stuk zekerheid los. Fiscale economie heeft natuurlijk helemaal geen verwantschap met muziek. Dus in dat opzicht heb ik er niks aan. Hooguit misschien dat ik een wat bredere blik op de wereld heb gekregen doordat ik eerst een andere opleiding deed. En ik doe nu onze eigen administratie, maar daar heb je nou niet direct een hele opleiding voor nodig.”
2. Mijn broer is mijn muzikale voorbeeld.
„Patrick is degene die er in feite voor gezorgd heeft dat ik dirigent ben geworden. Hij is zeven jaar ouder dan ik en was dus al langer aan het dirigeren. Toen ik een jaar of 18 was, raadde hij me aan de Kurt Thomas Cursus te volgen. Dat is een dirigentencursus die in de zomer plaatsvindt. Patrick had de cursus al een paar keer gedaan en vond het wel iets voor mij. Ik bleek het fantastisch te vinden, de hele week genoot ik van het zingen en dirigeren. Dat is de start geweest van mijn dirigeerwerk. Inmiddels hebben we ieder ons eigen pad uitgestippeld. Ik werk veel met kinderen, dat doet hij niet. Het leuke is dat we samenwerken bij Ars Musica. Dat is natuurlijk heel bijzonder, dat je dat samen met je broer kunt doen. In feite zijn we muziekpartners geworden. Als hij vragen heeft over de kinderstem, komt hij bij mij terecht. En als ik vragen heb over bijvoorbeeld orkestzaken, dan kan ik naar hem toe.”
„Soms ben ik tijdens een concert een beetje jaloers op mijn eigen koorleden” - Marjon van der Linden, dirigent
3. Met kinderkoren werken is het mooiste wat er is.
„Ik heb een aantal jaren met kerkkinderkoren gewerkt. Dat vond ik leuk om te doen, maar ik liep ertegenaan dat er doorgaans een korte repetitietijd is en dat sommige kinderen er alleen komen omdat ze van hun ouders moeten of omdat hun broertje, buurmeisje of neefje erop zit; er is geen intrinsieke motivatie, en er is weinig tijd voor de ontwikkeling van de stem. Het repertoire is ook beperkt, doordat alles in het Nederlands moest. Het is natuurlijk supergoed dat die kinderkoren er zijn, maar voor mij waren er te veel grenzen. Vanuit de wens om kinderen uitgebreider te scholen in zingen, is in 2008 de Ars Musica Koorschool ontstaan. Naast repeteren krijgen de zangers er van een heel team mensen zangles, theorieles en solfales (in deze methode worden spelenderwijs allerlei muzikale vaardigheden getraind, MvdS). Ik werk met de Koorschool-zangers in grote groepen, in kleine groepen, zing Nederlandstalige muziek, maar evengoed Italiaanse, de zangers krijgen individueel zangles, maar ook in groepjes, alles kan. Zingen neemt een bijzondere plek in in muziekland: je stem ben jijzelf. Het is eigenlijk heel kwetsbaar, er zit geen instrument tussen. Het mooie aan kinderen is dat ze overal voor openstaan. Ze zijn heel puur. Als ik ze een mooi muziekstuk laat horen, reageren ze daar soms zo enthousiast op. Door alles wat we bij de Koorschool kunnen doen, dragen we als team een stukje bij aan de vorming van de zangers als mens, en dat is prachtig. Bij volwassenen is er vaak al zo veel afgespoeld. Tegelijk kan ik met het Sweelinck Kamerkoor op een heel andere manier naar iets toewerken, andere muziek uitvoeren en genieten van de saamhorigheid.”
4. Ik sta liever op de bok dan dat ik zelf zing of dwarsfluit speel.
„Haha, de dwarsfluit ligt te verstoffen op de piano… Dwarsfluiten doe ik echt helemaal niet meer. Zingen doe ik wel erg graag, zeker in een klein ensemble. Dirigeren en zingen koppel ik overigens nooit zo van elkaar los, juist omdat ik als dirigent veel voorzing, veel aan zangtechniek werk en denk vanuit de vocale lijnen. Soms ben ik tijdens een concert wel een beetje jaloers op mijn eigen koorleden, dan denk ik: ik wil eigenlijk lekker meezingen. Maar als ik zou moeten kiezen en nog één ding zou mogen doen, dan stond dirigeren voorop. Dus ja, ik sta liever op de bok. Ik geniet erg van het repetitieproces, het samen met een groep ergens naartoe werken, of dat nu met kinderen of met volwassenen is. Ik hou ook erg van de diepte ingaan, verfijnd bezig zijn. Soms moet je dan honderd keer afslaan omdat het nog niet is wat je wilt, maar er kan zo wel iets heel gedetailleerds, heel moois ontstaan.”
„Gerben is voor mij een ideale begeleider; er is geen overleg nodig” - Marjon van der Linden, dirigent
5. Op muzikaal gebied samenwerken met mijn man is onmisbaar in onze relatie.
„In zekere zin wel. Omdat we beiden musicus zijn, begrijpen we elkaar. We staan in dat opzicht hetzelfde in het leven, weten van elkaar wat we waarderen, wat ons raakt, wat we prettig vinden. Musicus zijn is natuurlijk wat anders dan een baan hebben waarvan je na je werkdag de deur achter je dicht kunt trekken en je klaar bent. Muziek zit in je, dat gaat de hele tijd door. Mijn man Gerben is daarin nog wat extremer dan ik; hij heeft altijd associaties met een psalm of een lied bij bijvoorbeeld huisnummers. In de Sint-Janskerk werken we ook regelmatig samen op muziekgebied. Gerben is er cantor-organist, ik zing in de cantorij. Daarnaast is het heel mooi om samen concerten te geven. Gerben is voor mij de ideale begeleider; er is nauwelijks overleg nodig, je begrijpt elkaar snel, je voelt elkaar aan. Napraten over een concert doen we ook vaak. De ander begrijpt als je baalt van iets wat niet goed is gegaan. We zijn niet zozeer kritisch naar elkaar, daarvoor waarderen we elkaar denk ik te veel. Het is vooral handig dat we allebei in de muziek zitten. Ook richting de kinderen trouwens; als onze dochter Roos moet oefenen voor de Koorschool of voor blokfluitles en de een geen tijd heeft, dan studeert de ander samen met haar.”
6. In muziek kan ik mijn persoonlijk geloof het best belijden.
„Een ouderling zei een tijdje terug tegen mij: „Jullie hebben zo’n mooi beroep. Zo dicht bij God en al zo dicht bij Gods heerlijke toekomst. Soms raken hemel en aarde elkaar nu al.” Dat vond ik heel mooi omschreven. Ik ben veel bezig met kerkmuziek, waar Bijbelse teksten gebruikt zijn. Het mooie van het repeteerproces is dat die teksten op een gegeven moment gaan wortelen. Kijk, soms ben ik gewoon hard aan het werken. Soms gaat bij een concert iets niet zoals ik hoop dat het gaat. Maar op het moment dat het loopt en ik het een beetje kan loslaten, dan kan ik met mijn hart mee belijden wat een koorlid zingt. Daarvoor hoef je de tekst niet per se zelf te zingen. Dat is iets prachtigs.”
In Staccato reageren musici op een aantal stellingen. Volgende aflevering: 14 december.
„Op het moment dat het loopt en ik het een beetje kan loslaten, dan kan ik echt met mijn hart mee belijden wat een koorlid zingt” - Marjon van der Linden, dirigent