Eerherstel voor Thea Beckman: „Ze was de koningin van de historische jeugdroman”
Van middeleeuwse kinderkruistochten tot het Thule van na de Derde Wereldoorlog; generaties groeiden op met de boeken van Thea Beckman. Zelf hield ze niet zo van aandacht, maar nu is er dan toch een biografie over de vrouw die veel kinderen aan het lezen kreeg.
Waar herinneringen worden opgehaald aan favoriete jeugdboeken, komt de naam van Thea Beckman voorbij. De een verdween het liefst in het Thule van ”Kinderen van Moeder Aarde”, de ander las ”Hasse Simonsdochter” of ”Geef me de ruimte” stuk. Over de vrouw achter deze populaire verhalen is echter weinig bekend. En dat terwijl ze zo’n stempel heeft gedrukt op de jeugdliteratuur. Tijd om daar verandering in aan te brengen, vond literair journalist Vivian de Gier. In de biografie ”Geef me de ruimte, het eigenzinnige leven van Thea Beckman” schetst ze een beeld van een nuchtere en no-nonsensevrouw die pas op haar vijftigste echt succesvol werd als schrijfster en in de jaren daarna het ene na het andere verkoopsucces zou publiceren.
Vanzelf ging het schrijven van de biografie niet. Volgens de uitgeverij van Thea Beckman had de schrijfster „privé niet zo’n boeiend leven, ze was een beetje saai zelfs”. Bovendien was er weinig archiefmateriaal beschikbaar. Net voordat Vivian de Gier een vriendin en collega-schrijfster opspoorde aan wie Thea regelmatig brieven schreef, had de betreffende vriendin in een opruimbui alle brieven in het haardvuur gegooid. Toch weet De Gier uit het resterende materiaal en gesprekken met de kinderen, kleinkinderen, vrienden en collega-schrijvers van Beckman een boeiend verhaal te reconstrueren.
Strijken
Theodora Petie groeide op als enig kind in het Rotterdam van de jaren dertig. Ze wist al jong wat ze wilde en maakte regelmatig ruzie met haar moeder, die net zo’n fel karakter had. „Waarschijnlijk lag hier de kiem voor Beckmans onafhankelijke en eigenzinnige vrouwelijke personages, die later Beckman-meisjes zouden worden genoemd”, schrijft De Gier. Haar vader liet al het woordgeweld maar over zich heenkomen en zat intussen rustig de krant te lezen.
Thea wilde schrijfster worden, maar die droom vonden haar ouders maar onzin. Een opleiding was ook niet nodig voor een meisje. Ze zou later toch gaan trouwen. Na een opleiding tot coupeuse en een kantoorbaan kwam Thea inderdaad haar man Dick Beckmann tegen. Ze wilde graag met hem verder, maar alleen als hij ermee akkoord zou gaan dat ze soms urenlang op haar kamer zat te schrijven. Want haar schrijfdroom had ze niet opgegeven. Prima, vond Dick, op voorwaarde dat Thea zelf ook zou gaan roken, want dan klaagde ze niet meer over de stank van zijn sigaretten.
„Als moeder een dagje ziek is of staakt, krijgt vader het Spaans benauwd: nee toch, moet híj nu eten koken?” - Thea Beckman in haar column ”Moederlijke overpeinzingen” in het Utrechtsch Nieuwsblad
Biografe De Gier schrijft vlot en diept de ene na de andere anekdote op over het leven van Beckman en haar beginjaren als schrijfster. Zo schrijft ze anoniem een rubriek in het Utrechtsch Nieuwsblad over haar huishoudelijk leven als moeder van drie. De ”Moederlijke overpeinzingen” blijken een schot in de roos; veel vrouwen herkennen zich in de verhalen over lastig te strijken overhemden en de jongste die hapjes spinazie uitspuugt. Ze schrijft met humor over het traditionele rollenpatroon in het huishouden: „Als moeder een dagje ziek is of staakt, krijgt vader het Spaans benauwd: nee toch, moet híj nu eten koken?” Hoewel ze ervoor zorgt dat hij bijna alleen maar wat blikjes hoeft open te trekken, besluit de man des huizes toch maar om Chinees te halen.
Beckman-meisje
Pas in 1957 debuteert Thea Beckman (op advies van de uitgeverij zonder extra n, omdat de naam anders te Duits overkomt) als kinderboekenschrijfster met het boek ”De ongelooflijke avonturen van Tim en Holderdebolder”. Op echt succes moet ze dan nog een tijd wachten. Toch blijft ze gestaag doorgaan met schrijven, in de vaste overtuiging dat het ‘meesterwerk’ er ooit komt. Dat gebeurt inderdaad; op haar vijftigste met ”Kruistocht in spijkerbroek” (1973), waar ze een Gouden Griffel voor wint. Hoewel Beckman het zelf niet haar beste boek vond, is het nog altijd haar bekendste en meest geliefde roman.
In ”Kruistocht in spijkerbroek” belandt de zestienjarige Dolf met een tijdmachine per ongeluk in een twaalfde-eeuwse kinderkruistocht. Hij reist met de groep mee om Jeruzalem te bevrijden. Zie hier hét recept voor een succesvol jeugdboek: er wordt een reis gemaakt van a naar b waarbij de hoofdpersoon tot nieuwe inzichten komt, Dolf is een personage waar jongeren zich mee kunnen identificeren en het verhaal wordt verteld met een flinke dosis spanning, afgewisseld met historische feitjes.
Die succesformule komt terug in veel latere boeken van Beckman. Het zijn bijna zonder uitzondering historische verhalen over gewone mensen, boeren en arbeiders die zich ook maar staande proberen te houden in de geschiedenis. Daar kiest ze naar eigen zeggen bewust voor, omdat die verhalen vaak niet terugkomen in de geschiedenisboeken voor kinderen. Ook is de hoofdpersoon steeds vaker een vrouw, en dan bij voorkeur een opstandig en doortastend meisje dat geen genoegen neemt met de status quo. Hasse Simonsdochter, de vrouw van Jan van Schaffelaar, Saartje Tadema en Marije Wartelsdochter slaan aan bij de lezers en worden door recensenten al snel de Beckman-meisjes genoemd. „Het heeft me altijd dwarsgezeten dat vrouwen in de geschiedenis voortdurend weggedrukt werden”, zei Thea Beckman in 1998 in een interview met het Reformatorisch Dagblad . „In de meeste historische verhalen speelt een jongen de hoofdrol. Dat wilde ik doorbreken.”
Kritiek
De schrijfster had weinig met het opleggen van een moraal aan kinderen. Ze wilde zich, net als schrijvers als Annie M.G. Schmidt, niet als de alwetende volwassene opstellen die de jeugd weleens kwam vertellen hoe het allemaal in elkaar stak. Voor boodschappen moest je in de supermarkt zijn, zei ze herhaaldelijk in interviews. Ook ergerde ze zich aan christelijke schrijvers als Piet Prins, die zich volgens haar te veel als een moraalridder opstelde. Over haar religieuze en maatschappelijke opvattingen was ze duidelijk. „Ik ben een volstrekt ongelovige”, zei ze in 1986 in het EO-boekenprogramma Boekenwijzer. „Zedenpreken laat ik over aan de dominees en de priesters en wie verder nog vindt dat hij anderen de wet moet voorschrijven.”
Tegelijk was de kritiek van veel recensenten juist dat haar boeken zo zwart-wit waren, zo karikaturaal. Bij elk nieuw boek groeiden de kritische opmerkingen: te veel clichés, te simpel taalgebruik, te modern, te feministisch. Rond ”Het wonder van Frieswijck”, het Kinderboekenweekgeschenk dat ze in 1991 schreef, ontstond zelfs een rel. Het verhaal zou racistisch zijn en te simplistisch weergeven hoe mensen destijds over slaven dachten.
„Hoe slechter ze over me schrijven, des te beter de boeken verkopen” - Thea Beckman, jeugdboekenschrijfster
Het leespubliek trok zich van deze kritiek weinig aan; elk nieuw boek werd weer een bestseller. Ook Beckman zelf bleef onverstoorbaar doorschrijven, al vatte ze de kritiek soms wel persoonlijk op. „Recensenten denken dat ze de macht hebben, maar dat hebben ze niet en dat heb ik ze ook een keer onder de neus gewreven”, mopperde ze in een interview dat De Gier citeert. „Dus nu zullen ze me wel even mores leren. Dat vind ik best, want hoe slechter ze over me schrijven, des te beter de boeken verkopen.”
Cliché
De discussie roept de vraag op: wat maakt een jeugdboek goed en wie heeft het recht dat te bepalen? Waarom zijn recensenten vaak zo kritisch op de toon van een kinderboek, terwijl diezelfde kinderen intussen volop van het boek genieten en tientallen jaren later nog met een glimlach aan bepaalde favorieten terugdenken? De Gier legt in haar biografie de vinger op de zere plek: is het terecht dat de boeken van Beckman zo zijn weggezet, terwijl ze tegelijkertijd generaties aan het lezen kregen?
Een kind is niet bezig met de vraag of iets cliché is, een kind wil gewoon een mooi verhaal lezen en meegenomen worden in een spannende wereld. En als volwassene wil je weer opnieuw in die wereld belanden of nostalgisch terugdenken aan het leesplezier van toen. „De critici mochten dan kritisch zijn, Thea Beckman en haar lezers bleven elkaar tot het einde van haar schrijversschap trouw”, schrijft De Gier. En zelfs daarna; nog steeds worden er jaarlijks zo’n 10.000 exemplaren van ”Kruistocht in spijkerbroek” verkocht. Het boek is inmiddels toe aan de 96e druk.
Geef me de ruimte, het eigenzinnige leven van Thea Beckman, Vivian de Gier; uitg. Balans; 448 blz.; € 29,99