Mens & samenlevingHuisdieren
Hoe de hond een geliefd huisdier werd

Ooit was het de hond die de kar trok. Nu rijdt hij prinsheerlijk in de fietsbuggy mee, terwijl zijn baasje zich in het zweet trapt. Heeft Fido eigenlijk wel zo’n hondenleven?

Sarah van der Maas
beeld Inge van der Maas
beeld Inge van der Maas

Afkoelbandana’s, draagbare drinkflessen, banktrapjes, zwemvesten, hypoallergene eendenbrokken – je kunt het zo gek niet bedenken of de dierenspeciaalzaak heeft het wel in huis. Met een eeuwenlange reputatie als de beste vriend van de mens verdient de hond tenslotte het neusje van de zalm. Kosten noch moeiten worden gespaard om Luna of Buddy te voorzien van een uitgebalanceerd biologisch dieet, orthopedische hondenmandjes en, indien nodig, een gespecialiseerde chirurgische ingreep. De hond werd nog nooit zo vertroeteld als vandaag de dag. Althans, zo lijkt het.

Domesticatie

Hoe de hond duizenden jaren geleden precies de huiselijke kring binnensloop, daar zijn wetenschappers het nog altijd niet over eens. Ook over de tijd en het deel van de wereld waarin honden voor het eerst werden gedomesticeerd bestaat een langlopende discussie. Vermoedelijk werden wolven aangetrokken door de verleidelijk geurende kampvuren waar jagers en verzamelaars zich in het donker omheen schaarden. Het dier dat zich het dichtst bij de bewoonde wereld waagde, werd beloond met achtergelaten etensresten of toegeworpen brokken. Hoe nieuwsgieriger en socialer de wolf, hoe meer hij van dit extra voedsel profiteerde en hoe groter zijn overlevings- en voortplantingskansen werden.

De mens, op zijn beurt, vond in de scherpe zintuigen, het jachtinstinct en de loyaliteit van de wolf de perfecte ingrediënten voor een nachtwaker, een jaagpartner en een trouwe compagnon. Zo begon een proces van domesticatie: een toenemende wederzijdse afhankelijkheid tussen mens en dier, waar beide partijen –maar vooral de mens– van profiteerden.

Hondenbaan

Jachthond, waakhond, herdershond, reddingshond, vechthond, trekhond: het curriculum vitae van de trouwe viervoeter liegt er niet om. Eeuwenlang was het heel gewoon dat honden, net als paarden en ossen, werden ingezet om hun steentje bij te dragen aan de maatschappij. Dat daarbij het welvaren van het dier soms in het gedrang kwam, was een vervelende, maar onvermijdelijke bijkomstigheid. Tenslotte had de gewone man het in het verleden óók niet zo makkelijk.

Pas in de negentiende eeuw werd het welzijn van (huis)dieren voor het eerst op grote schaal onderwerp van discussie. Vooral hondenkarren moesten het ontgelden. Dit kleine, wendbare voertuig was een makkelijk en goedkoop alternatief voor een paardenkar en daarmee razend populair onder arbeiders, bakkers en melkboeren. Omstreeks 1900 telde Nederland maar liefst 80.000 karrenhonden. Bezorgde critici wezen erop dat het werk van de dieren vaak veel te zwaar voor hen was, en dat ze door de muilkorven die ze moesten dragen hun warmte niet goed konden kwijtraken. Een hondenbaan, dus. In 1864 werd in Den Haag daarom al de voorloper van de huidige Dierenbescherming opgericht, met de bedoeling om aan deze schandelijke praktijken een einde te maken. Dat gebeurde uiteindelijk pas bijna een eeuw later, in 1961, met een definitief verbod. Dat het begrip hondenkar vijftig jaar later weer volop in dierenwinkels zou opduiken en worden aangeprezen, hebben de weldoeners van weleer waarschijnlijk niet kunnen vermoeden.

Sergeant Stubby

Toch was de karrenhond van al zijn soortgenoten vermoedelijk nog niet eens het slechtste af. Zo duiken rond 600 v. Chr. in het Klein-Aziatische koninkrijk de eerste oorlogshonden op. Zij werden, al dan niet voorzien van bepantsering, in de gevechtslinies losgelaten om dood, verderf en verwarring te zaaien onder de vijandelijke slagordes. Eeuwen later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, zette het Russische Rode Leger met dezelfde bedoeling zogenaamde antitankhonden in, die getraind werden om onder Duitse pantservoertuigen te kruipen waarna de springlading die ze met zich meedroegen tot ontploffing werd gebracht. Over dierenwelzijn werd wijselijk gezwegen.

Oorlogshonden werden echter niet alleen ingezet om te doden. Ze maakten zich ook nuttig als trekhond voor ambulancewagens, drager van munitie, mijnenzoeker, boodschapper en rattenvanger. Bovendien bleek hun aanwezigheid op het slagveld goed te zijn voor het moreel van de troepen. Verhalen over heroïsche viervoeters die met gevaar voor eigen leven voor hun wapenbroeders in de bres sprongen, doen dan ook al honderden jaren de ronde. Bekend werd de zwarte poedel Moustache, die zich uit eigen beweging bij een troep Franse grenadiers aansloot en zich tijdens de napoleontische oorlogen als een ware held op poten ontplooide. Zo zou hij zijn regiment hebben beschermd tegen een nachtelijke aanval, een Oostenrijkse spion hebben ontmaskerd en de Franse vlag hebben gered uit de handen van de vijand, voor hij ten slotte door een kanonskogel stierf. Honderd jaar later werd sergeant Stubby, een Amerikaanse bostonterriër, zelfs de meest gedecoreerde hond van de Eerste Wereldoorlog én de enige die ooit tot sergeant werd bevorderd. Hij dankte die eer aan zijn moedige optreden in de loopgraven en in het niemandsland, waar hij gewonde soldaten opspoorde en tot steun was – een klein beetje menselijkheid in een beestachtige oorlog.

Heilige honden

Dat dieren door de eeuwen heen hard moesten werken, betekent echter niet dat Fikkie in het verleden altijd de gebeten hond is geweest. Sterker nog: in sommige oude beschavingen werden honden zelfs als heilig beschouwd. De Egyptenaren meenden dat ze de zielen van overledenen begeleidden op weg naar het dodenrijk. Anubis, de god van de onderwereld, werd dan ook afgebeeld met het hoofd van een hond of een jakhals. Geen wonder dus dat de dieren met zorg en ontzag werden behandeld: niet alleen in de tempels, maar ook in het huiselijk leven. In verschillende graftombes zijn afbeeldingen teruggevonden van honden die prinsheerlijk onder de stoel van hun meester liggen weggekropen. Stierf zo’n familiehond, dan ging het hele gezin openlijk in de rouw. Soms werden honden zelfs gemummificeerd en in hun eigen sarcofaag begraven. Zo kreeg de koninklijke wachthond Abutiu in 2280 v. Chr. een uitgebreide rituele begrafenis, compleet met een sarcofaag uit de schatkamers van de farao, een grote hoeveelheid fijn linnen en wierook en een speciaal voor hem gemetselde tombe.

Ook in vorstendommen en keizerrijken waar de hond niet als een god werd vereerd, kon hij bij de plaatselijke elite toch vaak op een koninklijke behandeling rekenen. Waarmee kun je je macht en geld beter etaleren dan door het uit te geven aan iets triviaals als je favoriete huisdier? Gouden halsbanden, eigen bedienden en speciale draagstoelen werden aangesleept om de viervoetige Nero’s en Brutussen van weleer te verwennen. Alexander de Grote vernoemde zelfs een stad naar zijn lievelingshond Peritas, compleet met een aan het dier gewijd monument op het centrale marktplein.

In adellijke kringen werd de hond een statussymbool. De pekinees, een klein, langharig ras van gezelschapshondjes, mocht in het oude China uitsluitend door leden van de keizerlijke familie gehouden worden. Deze hondjes werden in de wijde mouwen van de traditionele mantels rondgedragen; niet alleen omdat dat lekker warm was, maar ook zodat ze bij dreigend gevaar een onverwachte uitval konden doen met hun scherpe tandjes.

Van de Verboden Stad tot aan Versailles lieten viervoeters in allerlei soorten en maten zich door hun vorstelijke eigenaren vertroetelen. Fraaie jachthonden en schattige schoothondjes behoorden in de middeleeuwen tot de vaste uitrusting van de adel. Een kritische zestiende-eeuwse schrijver merkte al op dat „sommige van deze mensen meer opgaan in hun honden, die geen enkele vorm van verstand hebben, dan in hun kinderen, die over wijsheid en onderscheidingsvermogen beschikken”.

beeld Inge van der Maas

Sinaasappelbloesem

Laatdunkende opmerkingen over de manier waarop de aristocratie met haar huisdieren omging zijn niet nieuw. De opkomst van de gegoede burgerlijke elite in de vroegmoderne tijd maakte de tegenstelling tussen de hond van de schillenboer en de rasspaniël van de directeursvrouw in het straatbeeld steeds duidelijker zichtbaar. Terwijl de een zijn karrenhond voerde met alles wat overbleef van de dagelijkse maaltijd, werd de lieveling van de ander verwend met fazantenborst en hazentongetjes. En waar Max op de boerderij de nacht buiten in zijn hok doorbracht, lag Mimi, geurend naar sinaasappelbloesem, in haar eigen ochtendjasje op een satijnen kussen voor de haard te soezen.

Pas halverwege de negentiende eeuw begon de hond voorzichtig aan ook de huiskamers van de middenklasse te veroveren. Ouders realiseerden zich dat de zorg voor een huisdier hun kinderen de nodige verantwoordelijkheid voor de wereld om hen heen kon leren. Bovendien werden honden gezien als loyaal en dapper: idealen die de burgerij zelf ook graag uitdroeg. Van goedkope werknemer werd de hond langzaam maar zeker een deel van de familie. Winkeliers en fabrikanten zagen hun kans schoon om uit deze nieuwe massale dierenliefde hun eigen slaatje te slaan. Van hoestpillen tot hondenkoekjes en van paardenvlees in blik tot speciaal puppyvoer – de markt voor huisdierproducten breidde zich in rap tempo uit. Ook de groeiende aandacht voor het mentaal en lichamelijk dierenwelzijn zorgde voor een ware explosie aan nieuwe diensten en artikelen.

Wie anno 2024 zijn chihuahua of labradoodle als een couchpotato in zijn orthopedisch antistressdekentje op de bank ziet liggen, kan zich soms afvragen waar de wolf van weleer is gebleven. Of de Bello’s en Borissen van tegenwoordig méér verwend worden dan de Abutiu’s van het oude Egypte, staat open voor discussie. Maar dat de viervoeters vandaag de dag eerder een luizen- dan een hondenleven leiden – daar is geen twijfel over mogelijk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer