Meditatie: Ismaël en Izak
„En zij woonden van Havíla tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, waar gij gaat naar Assur.”
Genesis 25:18
Al ziet men niet aanstonds dat Gods genade aan hen openbaar wordt, het zal ten slotte blijken. Dat moeten we dus uit deze tekst vasthouden, het verschil namelijk dat Mozes maakt tussen Ismaëls en Izaks geslacht. (Genesis 25:5: „Doch Abraham gaf Izak al wat hij had.”). Zo begint de kerk: het lijkt wel niets, maar de voltooiing ervan is verwonderlijk. De kinderen van de wereld beginnen groot en edel, zodat ieder zich verwondert, maar het gaat allemaal teniet. Waarom? Omdat er alleen maar bestendigheid ligt in Gods belofte. Die is de levensbron en daardoor zullen we volharden tot het einde toe. Dat is ook het middel om ons boven de wereld uit te beuren. Als het erom gaat ons in God te verblijden en voldaan te zijn met de vaderlijke goedheid die Hij ons betoont, moeten we niet zo dwaas zijn genoegen te scheppen in wat we voor ogen hebben. Want de tegenwoordige dingen gaan voorbij en verdwijnen. Laten we rekenen met wat onzichtbaar is, dat is ook de rechte aard van het geloof, zoals de apostel zegt (Hebreeën 11). Mozes gaat verder en voegt eraan toe dat Ismaël woonde tegenover zijn broeders (of binnen oogbereik). Men heeft dat wel vertaald als sterven en het gaat om het woord dat rusten, wonen, ergens verblijven betekent. Dat is de juiste natuurlijke betekenis.
Johannes Calvijn,
predikant te Genève
Dertien preken over de verkiezing van Jakob en de verwerping van Ezau”, 1562)