Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 9: Gert de Looze had in juni 2005 een interview met dirigent Patrick van der Linden, met als kop: ”Geen slechte koren, wel slechte dirigenten”.
„Werken met koren is mijn vak. Er is niets mooiers dan met elkaar muziek maken.” De missie van Patrick van der Linden (29) is de gereformeerde gezindte te laten ervaren hoe waardevol goede (kerk)muziek is. „Bachs Johannes Passion is bijvoorbeeld een preek op zich.” Op 25 juni doet de jonge dirigent in Gorinchem eindexamen koordirectie met Beethovens Mis in C.
Patrick van der Linden is musicus én econoom. Hij koos echter niet voor het grote geld, maar heeft een bestaan als musicus opgebouwd. „Muziek maken is een moeten voor me, ik zou niets anders meer kunnen. Ik heb in deeltijd bij een bank gewerkt, maar kon de financiële wereld op den duur niet meer rijmen met het muziekvak. Ik mocht van mijn vader iets met muziek doen, mits ik ook een ander vak leerde. Hij wist namelijk dat veel musici niet aan de bak komen”, verduidelijkt Patrick. „Naast mijn economiestudie aan de Erasmus Universiteit volgde ik op het Rotterdams Conservatorium de orgelopleiding. Al snel bleek dat dit niet te combineren was, waarop ik besloot enkel economie af te maken.
In die tijd was ik lid van het jongerenkoor Psallite Deo van Piet den Uil en raakte geboeid door zijn manier van werken. Hij bracht me de eerste beginselen van het dirigeren bij, waarna ik bij de SNK de meerjarige dirigentenopleiding heb gedaan. In de zomermaanden volgde ik verschillende Kurt Thomas-cursussen.
Sinds 2000 studeer ik bij Joop Schets aan de Hogeschool Gorinchem, een privaat conservatorium, hoofdvak koordirectie en bijvak orkestdirectie. Op 25 juni doe ik eindexamen met de Mis in C opus 86 van Beethoven. Slaag ik met het cijfer 8 of hoger, dan krijg ik de gelegenheid om verder te studeren. Daarbij staat verbreding en verdieping van het repertoire op het programma. Er wordt dan bijvoorbeeld ingegaan op twintigste-eeuwse composities, die veelal een complexe structuur hebben.”
Beethoven als examenstuk is een bewuste keus: „Ik heb veel met Beethoven, kan me in zijn muziek inleven. Het weerbarstige, ongecompliceerde karakter van zijn composities, de uitbarstingen en verstillingen die kort op elkaar volgen, spreken me aan. Toen ik de Mis in C voor het eerst hoorde, was ik alleen al door het Kyrie diep ontroerd. Het woord “mis” roept bij velen argwaan op, omdat het doet denken aan de eucharistieviering in de Rooms-Katholieke Kerk. Dit is echter ten onrechte. De Mis is een verzameling van teksten, die op vaste punten in de christelijke eredienst terugkomen. De teksten zijn vast en zijn van Bijbelteksten afgeleid. Toegevoegd is het Credo, de geloofsbelijdenis. De mis is dus eigenlijk de orde van dienst, de liturgie.”
Handigheidjes
De dirigent heeft veel opgestoken bij Joop Schets. „Het belangrijkste is misschien wel dat ik me steeds meer realiseer dat ik met een vák bezig ben. Tijdens een uitvoering moet niet ík, maar het públiek in de zaal genieten. Ik dien er als dirigent hard aan te werken dat een stuk technisch en muzikaal goed zit. Om dit te bereiken moet je een compositie als het ware lijfelijk hebben ervaren. Heb je een stuk niet volledig in de vingers, dan kom je met een aantal handigheidjes wel ver, maar word je altijd verrast door de muziek. Daardoor maak je onverwachte bewegingen, waardoor onrust ontstaat.
Op mijn negentiende, toen ik mijn eerste koor had, ging ik veel impulsiever met het muzikale materiaal om, bijvoorbeeld wat de tempi en de opbouw van een crescendo betreft. Achteraf zie ik dat ik toen eigenlijk niet goed raad wist met de muziek, dingen te gehaast deed.”
Fouten
„Een waardevolle les die ik ook in Gorinchem heb geleerd, hangt inmiddels als spreuk in mijn werkkamer: er bestaan geen slechte koren, wel slechte dirigenten. Natuurlijk kunnen er individuen niet bij de les zijn, maar fouten die een heel koor maakt, zijn negen van de tien keer aan de dirigent te wijten. Eindigen zangers ongelijk, dan heb ik het slot onduidelijk aangegeven. Ademen koorleden op een verkeerd moment, dan heb ik die passage blijkbaar niet goed uitgelegd. Als de spanning tijdens een werk wegvalt, heb ík dan wel die spanning vastgehouden? En zo kun je doorgaan.
Komen stukken tijdens een uitvoering niet goed uit de verf, dan is de vraag of ik mijn repertoire wel goed heb opgebouwd. In februari heb ik met mijn kamerkoor Bachs Johannes Passion uitgevoerd, een werk waarin nogal wat ingewikkelde coloraturen (een lange reeks noten op één lettergreep, veelal in snelle beweging, red.) voorkomen. Om de zangers daarmee vertrouwd te maken, heb ik vooraf een werk van Buxtehude op het programma gezet met eenvoudiger coloraturen.
Genoemde spreuk houdt je met beide benen op de grond, maakt dat je kritisch bent op jezelf. Ik ben wel eens nonchalant, maar níet als het om muziek gaat. Van elk koor dat ik dirigeer, heb ik een inventarisatie gemaakt aan de hand van vragen als: waar zijn we nu, waar wil ik over één, drie en vijf jaar zijn qua repertoire en niveau en hoe kan ik dit bereiken. Elke koorrepetitie wil ik beslagen ten ijs komen en heb daarom over iedere uitspraak en handeling nagedacht. Koorleden die een repetitie bezoeken, hebben daar recht op. Als ik een loodgieter bestel, wil ik toch ook dat hij vakwerk levert?”
Educatie
Patrick van der Linden is parttime muziekdocent op het Van Lodensteincollege in Kesteren. Hij dirigeert de jongerenkoren Da Capo en Jubilate, het meisjeskoor Asarela, het kamerkoor Canticum Amicorum en het projectkoor Sine Nomine. Vanaf 1 januari gaat hij Merwe’s Oratorium Vereniging leiden. Hij is organist van de gereformeerde gemeente in Ridderkerk-Slikkerveer en tweede organist van de hervormde gemeente in Rotterdam-Delfshaven.
Educatie staat hoog in zijn vaandel. „Ik voer veel klassiek werk met mijn koren uit. Met Jubilate bijvoorbeeld psalmbewerkingen van Schütz en Engelse koorwerken, met Da Capo Bach en Distler. Met Canticum Amicorum heb ik onder meer motetten uit de Renaissance en Duitse Romantiek gedaan.
Hoofddoel van het projectkoor Sine Nomine is muzikale educatie. Het is namelijk geweldig als er mensen naar concerten komen, die nog nooit een Gloria van Vivaldi hebben gehoord. We nodigen ons publiek altijd uit voor een volgend project, met bijvoorbeeld onbekend repertoire van Brahms en Reger of muziek van Schubert.
Ik wil binnenkort proberen een vocaal ensemble te starten met professionele zangers en zangstudenten, waarbij de leden zo veel mogelijk tot de gereformeerde gezindte behoren. Het is mijn levensmissie onze gezindte duidelijk te maken wat muziek kan betekenen. Ik zou graag een soort standaard proberen neer te zetten van wat goede kerkmuziek is, namelijk werken die een heldere relatie tussen woord en toon bezitten en beantwoorden aan de regels van de kunst.
Muziek in het Oude Testament ademt een en al professionaliteit. De zangers en musici namen hun aandeel in de tempelliturgie uiterst serieus. Het is daarmee vergeleken beschamend hoe slecht wij het er vaak in de eredienst van afbrengen. Toch moeten we streven naar kwaliteit. Of zo’n oproep weerklank vindt? Ik ben bang dat het “wishful thinking” is.”
Jan Zwart
Bij mijn weten ben je binnen de gereformeerde gezindte de enige die aan een conservatorium alleen met het hoofdvak koordirectie afstudeert en zich daar ook gedurende de studie geheel op toe heeft gelegd.
„Ja, dat is jammer. Het zou fijn zijn wanneer er meer koordirigenten waren. Muziek, en met name het dirigeren is in onze gezindte veelal een ondergewaardeerd vak. Denk bijvoorbeeld aan organisten die zonder enige dirigeeropleiding voor een zangvereniging staan.”
Denk je dat een doorsnee gemengd koor geïnteresseerd is in jouw muziekkeus?
„Jawel. Je kunt mensen geleidelijk aan kennis laten maken met klassieke composities. Combineer een gemakkelijk in het gehoor liggend stuk van John Rutter met een psalmbewerking in de stijl van Jan Zwart en voeg er een vijfstemmige psalmbewerking uit de Renaissance aan toe. Geef informatie over het ontstaan van de psalmen en leg bijvoorbeeld uit hoe Calvijn met de psalmen omging.
Later kun je een Bachkoraal en iets van Vaughan Williams gaan instuderen. Wees niet bang om een klassiek werken op de lessenaar te zetten. Een dirigent moet niet op het gemiddelde niveau van zijn koor gaan zitten, maar net daarboven. Koorleden worden nogal eens onderschat. Ze kunnen echter veel, alleen weten ze het soms zelf niet.”