BinnenlandSeksueel misbruik
Rechtbank spreekt Groningse voorganger vrij in misbruikzaak

Een christelijke voorganger uit het Groningse Middelstum is dinsdagmiddag vrijgesproken van de aanklacht van jarenlang seksueel misbruik bij een jonge vrouw. Volgens de rechter kan niet worden bewezen dat er sprake was van dwang.

Exterieur van de rechtbank van Groningen. beeld ANP, Vincent Jannink
Exterieur van de rechtbank van Groningen. beeld ANP, Vincent Jannink

Het openbaar ministerie had een celstraf geëist van zes jaar.

De verdachte, Jan-Willem M., voormalig voorganger van de opwekkingsgemeenschap Kwa Sizabantu Beweging (KSB), zou vanaf 1999 tot en met 2010 seksuele handelingen met de vrouw hebben verricht. De vrouw deed in 2017 aangifte. Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak, in juli, stelde zij dat M. haar „volledig in zijn verstikkende greep had”. M. erkende tijdens die eerdere zitting dat hij een seksuele relatie met de vrouw had.

De rechtbank concludeerde dat er voor de seksuele handelingen in de periode van maart 2001 tot maart 2010, toen de vrouw meerderjarig was, voldoende bewijs is. De vrouw meldde ook twee situaties toen zij nog minderjarig was. De rechter oordeelde dat daarvoor het bewijs ontbreekt.

De rechter constateerde dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen M. en de vrouw. Zo kwam de vrouw op minderjarige leeftijd bij M. en diens vrouw wonen. „Daarmee was de aangeefster onder meer aan de zorg van de verdachte toevertrouwd.” Ook was er een leeftijdsverschil van ruim dertien jaar.

Daarnaast tekent de rechter aan dat de KSB „erg belangrijk” voor de vrouw was en M. in die periode „een behoorlijk aanzien” binnen die gemeenschap had. De rechter verwijst naar een getuigenverklaring waarin wordt gesteld dat M. als „een toekomstig leider” gold, „in het bijzonder in de ogen van jonge mensen binnen de gemeenschap”. Ook hield M. toespraken voor de organisatie Ware Liefde Wacht, over seksuele reinheid voor het huwelijk.

De rechtbank acht echter onbewezen dat de seksuele handelingen voor de vrouw „niet of nauwelijks te vermijden” zouden zijn geweest. Zo wijst ze er onder meer op dat de jonge vrouw na een periode bij haar ouders gewoond te hebben opnieuw bij M. introk. „Dat is vrijwillig geweest.”

Daarnaast woonde de vrouw vanaf haar 23e op verschillende plaatsen in Nederland, had ze sociale contacten buiten de kerkelijke gemeenschap en vertrok ze voor een halfjaar naar Israël. Die omstandigheden wekken volgens de rechter de indruk „dat de vrouw zich veilig in binnen- en buitenland kon bewegen en ook een leven buiten de KSB-gemeenschap had”. De rechtbank oordeelde daarom dat „zij niet de overtuiging heeft dat de vrouw onder geen beding weerstand kon bieden aan psychische dwang”.

Zowel M. als de aangeefster was niet aanwezig bij de zitting in de rechtbank van Groningen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer