Cornelis Chastelein gaf slaven na zijn dood de vrijheid – op zijn voorwaarden
Slaven vrijmaken en hun grond schenken, op voorwaarde dat ze zich aan jouw leefregels houden. Cornelis Chastelein, een hoge VOC-beambte op Java, deed het in 1714 in zijn testament. Is het zinvol om na drie eeuwen nog te oordelen of hij daarmee, vanuit onze waarden bezien, goedgedaan heeft?
Het is voor auteur Jan-Karel Kwisthout een belangrijke vraag in zijn boek over de Depokse vrijgemaakte slavengemeenschap. Kwisthout is nazaat van een van de vrijgemaakte slavenfamilies, de vooraanstaande familie Lauren. Jarenlang deed Kwisthout onderzoek naar alles wat met Depok en de familie Chastelein te maken heeft. De kennis die hij daardoor verwierf verwerkte hij in het boek ”Drie eeuwen Depok. De erfenis van Cornelis Chastelein (1657-1714) aan zijn vrijgemaakte christenslaven”.
Depok ligt op Java; voor de aanleg van de spoorlijn was het een dagreis vanaf Jakarta, sindsdien is het nog maar een uur treinen. In de tijd van Cornelis Chastelein, die in 1714 overleed, was het een geïsoleerd gebied.
Chastelein was de jongste telg uit een aanzienlijk koopmansgeslacht. Zijn vader was als hugenoot vanuit Frankrijk naar Nederland gekomen, waar hij ”bewindhebber der O.I. Compagnie ter Kamer Amsterdam” werd.
Cornelis Chastelein vestigde zich na het overlijden van zijn ouders bij familie in Nederlands-Indië en maakt daar carrière. Hij ontwikkelde al snel een duidelijke visie op het bestuur en de exploitatie van de kolonie, die hij in diverse geschriften uitwerkte.
Geen passanten
Tegen kolonisatie als zodanig had Chastelein geen bezwaar, maar wel tegen het uitbuiten van de inwoners en het uitputten van de gronden. Hij vond daarom dat Europeanen zich in de koloniën dienden te vestigen en niet alleen maar passanten moesten zijn.
Chastelein verwierf verschillende bezittingen in Nederlands-Indië. Een daarvan, het land Depok geheten, liet hij in zijn testament niet na aan zijn zoon maar aan de christenslaven die dat grondgebied bewoonden en bewerkten. Tegelijk maakte hij hen vrij. Daarmee wilde hij zijn theorieën over een landbouwgemeenschap in praktijk brengen. Waarom hij dit pas in zijn testament deed en niet al tijdens zijn leven, is een vraag die Kwisthout niet beantwoordt. Gebruikelijk was Chasteleins handelwijze in elk geval niet. J.N. Grimmius, die een eeuw later hulppredikant was in Depok, had er zo zijn vragen bij. „Geef een kind of knaap een kapitaal te beheren, dan doet gij hetzelfde wat Chastelein gedaan heeft met de Depokkers.”
Principieel tegen slavernij was Chastelein overigens niet. In zijn testament vermaakte hij ook persoonlijke slaven aan zijn kinderen.
Aan de christelijke ingezetenen gaf Chastelein het grondgebied van Depok in gemeenschappelijk gebruik. Ze mochten deze gronden niet verkopen. Daarnaast stelde Chastelein regels op voor bestuur en rechtspraak. Depok moest echt een autonome, christelijke landbouwgemeenschap worden, waar overigens wel ruimte was voor andere gelovigen. Tot in de kleinste details gaf Chastelein in een bijlage bij zijn testament instructies aan de vrijgemaakte slaven mee.
Netjes
Ondanks hun bezittingen en vrijheid kregen de ”ingezetenen”, zoals de vrijgemaakte slaven werden genoemd, het niet altijd makkelijk. Het bedrijven van landbouw bleek een zware taak en zo ver van Batavia was het ook niet eenvoudig om bestuur en educatie goed te organiseren. Tegelijk viel de Depokse gemeenschap in vergelijking met de omringende bevolking op: er waren weinig echtscheidingen en niet veel ruzies; de bevolking was netjes, aldus verschillende zendingspredikanten die het gebied bezochten.
Aan het eind van de negentiende eeuw koos de Depokse gemeenschap steeds meer voor Nederlands onderwijs, daartoe gestimuleerd door zendelingen. De kloof met de omringende bevolking werd op die manier nog groter. De Depokkers kregen betere banen en een hogere status. Depok werd een ambtenarenplaats in plaats van een landbouwgemeenschap. Juist dat brak de bewoners tijdens het dekolonisatieproces na de Tweede Wereldoorlog op. In oktober 1945 werd Depok aangevallen door nationalistische pemuda’s, die Depokkers gevangennamen en martelden en hun bezittingen vernielden.
Kwisthout weet veel over zijn onderwerp en wil al die kennis met zijn lezers delen. Dat en de vele herhalingen en grammaticale onjuistheden zorgen ervoor dat je als lezer soms even moet doorbijten, hoe interessant en uniek het verhaal van Depok ook is. Dat doorbijten komt ook omdat Kwisthout zich tot doel gesteld lijkt te hebben om Chastelein te rehabiliteren vanuit onze eenentwintigste-eeuwse waarden. Chastelein is voor Kwisthout iemand die „zijn tijd ver vooruit is”, zoals hij talloze malen schrijft.
Zondebok
Volgens enkele andere historici was Chastelein echter vooral een koloniaal, die geprobeerd heeft zijn slaven te kerstenen en hun zijn levensvisie op te leggen. Ook Museum Sophiahof in Den Haag staat op dit standpunt. Het zou de reden zijn geweest dat de Depokse gemeenschap zo anders werd dan de omringende bevolking dat zij bij de dekolonisatie wel zondebok móést worden.
Zulke duidingen zijn allemaal weinig zinvol. Chastelein wilde van Depok een modelsamenleving maken, omdat híj dacht dat het zowel de Depokkers als de koloniale bestuurders welvaart en geluk zou brengen. Dat er in de loop van de tijd andere ideeën over geluk en geloof ontstonden, en landbouw en bestuur zich op een andere manier ontwikkelden, kon hij niet voorzien. Het levert voor de hedendaagse lezer dan ook weinig begrip of inzicht op om steeds vanuit het nu terug te redeneren. Chastelein begrijpen vanuit zijn eigen tijd, met de keuzes die toen voorhanden waren en het gedachtegoed dat toen gemeengoed was, leidt tot beter inzicht. Tenslotte hopen ook wij ooit door toekomstige historici beoordeeld te worden op wat wij nú als wijsheid zien – en niet op wat dan ”de juiste waarden” (wie die dan ook bepaalt en wat die dan ook mogen zijn) vrijgesproken of veroordeeld te worden.
Gelukkig geeft Kwisthout naast zijn oordeel ook veel informatie over de tijd van Chastelein en de latere geschiedenis van Depok, zodat de volhardende lezer zich ook zelf een beeld kan vormen van de ontwikkeling van deze unieke gemeenschap. Dat maakt het lezen van dit boek uiteindelijk toch de moeite waard.
Drie eeuwen Depok. De erfenis van Cornelis Chastelein (1667-1714) aan zijn vrijgemaakte christenslaven, Jan-Karel Kwisthout; uitg. Verloren; 427 blz.; € 45,-