Hij woont naast de Bethlehemkerk in Den Haag. Als koster wil Johan Quist er zijn voor iedereen die aanklopt. „Het gebeurt regelmatig dat mensen hier komen in geestelijke nood.”
Het is gezellig in een bijzaal van de Bethlehemkerk. Een stuk of vijf vrijwilligers zitten te praten. Koster Quist (54), die dit werk al 22 jaar doet, schenkt koffie. Hij wordt voor 25 uur per week betaald. Voor de zondagse erediensten zijn er in totaal vijf hulpkosters die het werk vrijwillig doen.
De kerk van de hervormde gemeente wordt goed gebruikt, vertelt Quist. „Onze gemeente komt zondags twee keer samen. Die dag maakt ook een Spaanstalige gemeente gebruik van het gebouw. Een Ghanese gemeente gebruikt het wijkgebouw, terwijl een Eritrese gemeente onze kerk elke zaterdag afhuurt.”
Hij is ook betrokken bij door zijn gemeente georganiseerde zomerdiensten in de Grote of Sint-Jacobskerk in het centrum van Den Haag, die een missionair doel hebben. Deze kerk is sinds de jaren tachtig onttrokken aan de eredienst. „De zomerdiensten zijn laagdrempelig en trekken heel wat toeristen. Ze zijn dit jaar vanaf 18 augustus.”
Honger
In een grote stad als Den Haag zijn heel wat mensen in nood, naar wie niemand omkijkt. Quist wil er zijn voor iedereen die aanklopt. „Het gebeurt regelmatig dat mensen hier komen in geestelijke nood. Ik geef hun koffie, stel hen op hun gemak en als ze echt honger hebben, geef ik hun eten. Nee, geen geld, want dan komen ze telkens weer terug. Ik weet niet wie dat geld echt nodig heeft en wie niet.
Als ze geestelijke nood hebben, verwijs ik hen door naar de dominee of naar iemand anders. Er kwam een keer een dame die abortus had gepleegd en helemaal van streek was. Ik heb een goed gesprek met haar gehad. Een luisterend oor is vaak al even genoeg.”
Quist ziet zichzelf als een ANWB-paddenstoel langs het fietspad die mensen de weg wijst. Hij voegt eraan toe dat zijn lange haar het voor niet-christenen gemakkelijker maakt om contact te leggen.
De koster geeft ook, samen met ds. T.L.J. (Thejon) Bos, de Alphacursus om mensen bekend te maken met het christelijk geloof. „Ieder jaar melden zich mensen aan die God zoeken en lid willen worden van onze gemeente. Sommigen hebben een moeilijk leven achter de rug, anderen zitten vol vragen. Dan is het puinruimen om verkeerde godsbeelden weg te krijgen.”
Slechtvalk
De vrijwilligers zijn weer aan het werk. Het is tijd voor een rondje door de kerkzaal, waar twee vrouwen aan het stofzuigen zijn. Quist wijst naar een hoge stoel, die aan het eind van een rij staat in het gedeelte waar men op zondag na de dienst koffiedrinkt. „Kijk”, zegt hij, „die stoel gebruikte koningin Wilhelmina vroeger als ze naar de dienst in de Bethlehemkerk kwam. De koster maakte in de wintertijd een warme stoof voor haar klaar.”
Buiten gekomen wijst hij omhoog naar de kerktoren. „Daar zit een jonge slechtvalk”, zegt hij. „Het paartje slechtvalken had dit jaar twee jongen. Je kon ze online via een webcamera, die ik geïnstalleerd heb, volgen.”
Peinzend voegt hij eraan toe: „Sinds de slechtvalken er zijn, is mijn blik omhooggegaan. Nu zie ik meer wat zich boven ons afspeelt. Sinds ik God heb leren kennen, heb ik meer oog gekregen voor de mensen en voor Gods schepping.”
Een kerk zonder koster is ondenkbaar. Deze serie brengt zes kosters voor het voetlicht. Vandaag deel 2.