Xi zet vol in op hightech, maar de gewone Chinees heeft liever een baan of een huis
Xi Jinping investeert flink in China als hightechsupermacht, en met succes. Ondertussen blijven er in het land behoorlijke problemen bestaan, bij werkloze jongeren, gedupeerde huizenkopers en consumenten die de toekomst vrezen. Waarom grijpt Xi niet in?
Waarom grijpt die man niet in?, heeft menig journalist of analist zich al vol verbazing afgevraagd. Waarom kijkt Xi Jinping, leider van de Chinese Communistische Partij en daarmee van China, toe terwijl kopers van half afgebouwde appartementen zonder huis zitten omdat de vastgoedsector is ingestort? En waarom kijkt hij toe terwijl buitenlandse investeerders het land de rug toekeren, terwijl er zo veel jongeren werkloos zijn en terwijl hun ouders geld liever op een spaarrekening zetten dan het uitgeven omdat ze vrezen voor hoge kosten als ze ziek of oud worden?
„China wil niet meer afhankelijk zijn van andere landen, ze willen dat de rest van de wereld afhankelijk is van hen” - Arjen van Dijkhuizen, China-expert bij het economisch bureau van ABN AMRO
Zou dat zijn omdat Xi Jinping hun problemen niet het allerbelangrijkste vindt? Tegenspoed moet je maar slikken, houdt hij de Chinezen bij herhaling voor. Misschien ligt de focus van Xi Jinping meer op de ambitie om China niet langer alleen de fabriek van de wereld te laten zijn, maar vooral een hightechsupermacht. En op dat vlak is er genoeg om trots op te zijn.
Wrijving
Tussen 2012 en 2021 heeft China de onderzoeksbudgetten voor universiteiten en overheidsinstituten ruim verdubbeld; het is de VS daarin al voorbij. Steven Brakman, hoogleraar internationale economie in Groningen, zag van dichtbij waar dat toe leidt. „Toen onze faculteit rond het jaar 2000 begon met een Engelstalige opleiding zat die in no time vol met Chinese studenten. Dan kreeg ik een mail: „Ik heb een beurs, het kost je niks, kan ik erbij komen zitten?” Een jaar of vijf, zes geleden is dat gestopt; China doet het nu zelf.”
En waar de Verenigde Staten ook veel geld stoppen in fundamenteel onderzoek –dat kennis verwerft om de kennis– gaat het Chinese geld vooral naar toegepast onderzoek. Komt daar iets uit, dan kunnen bedrijven er meteen mee aan de slag. Hoe profijtelijk dat is, laat China zien met zijn elektrische auto’s. Tot voor kort waren die zo goed niet, zegt Brakman, maar nu streeft China voormalig autogrootmacht Duitsland finaal voorbij.
Kunstmatige intelligentie en de hightechsector zijn China’s ‘liefdesbaby’s’, zegt ook Arjen van Dijkhuizen, China-expert bij het Economisch Bureau van ABN Amro. „China wil niet meer afhankelijk zijn van andere landen, ze willen dat de rest van de wereld afhankelijk is van hen.”
Dat lukt aardig, zegt hij. Door sancties van de VS en hun bondgenoten heeft China slechts beperkt toegang tot bepaalde semiconductors die in technische sectoren zo belangrijk zijn, maar het lijkt zich vooralsnog wel te redden. En in elektrische auto’s, zonnepanelen en batterijen, die cruciaal zijn voor de energietransitie, domineert China de wereldmarkt.
„Als leider van een autocratisch land hoeft Xi Jinping niet bang te zijn dat hij de verkiezingen verliest”” - Steven Brakman, hoogleraar internationale economie in Groningen
Van materiaalkunde tot scheikunde, van landbouwwetenschappen tot natuur-, wis- en milieukunde: Chinese wetenschappers behoren nu tot de wereldtop. Brakman: „Ik werk voor een wetenschappelijk tijdschrift, Journal of Regional Science, en zie het aantal aangeboden artikelen uit China heel hard stijgen. Waarom? Omdat daar veel goede onderzoekers zitten.”
Maar wrijving geeft het ook. Kijk naar de Rotterdamse haven, zegt Van Dijkhuizen, om te zien waar die mega-investeringen in hightechonderzoek en -productie toe leiden: rijen van relatief goedkope elektrische auto’s waar Europa niet blij van wordt. Met heffingen maakt de Europese Unie Chinese auto’s nu minder aantrekkelijk en beschermt het de eigen auto-industrie.
Onderzoek stelen
Er is nog een steen des aanstoots, zegt Brakman. „De koninklijke weg is dat je kennis verwerft door eigen onderzoek. Maar je kunt het ook gewoon jatten.” China dwingt buitenlandse bedrijven die in China neerstrijken tot samenwerking met een Chinese partner. Hun patenten moeten ze verplicht delen. „Zo heeft China zich kennis toegeëigend. En nu maakt het, dankzij staatssteun, goedkope auto’s.”
Dat beleid om het buitenland meer afhankelijk te maken van Chinese kennis en productie stond niet op zichzelf, zegt China-onderzoeker Xiaoxue Martin van Instituut Clingendael. Het had ook een binnenlands doel: Peking wilde zorgen dat Chinese consumenten hun geld meer zouden laten rollen. Maar van dat tweede doel komt weinig terecht: Peking blijft hinken.
Komt dat omdat Xi Jinping genoeg ziet waar hij tevreden over is, en de problemen van de gewone Chinees van ondergeschikt belang vindt? Nee, dat denkt Martin niet. „Dat er ook binnenlandse hervormingen nodig zijn, is al zeker tien jaar duidelijk, maar die zijn ongelofelijk lastig.” Wil je een hightechsupermacht worden, dan „kun je daar geld tegenaan gooien”, zegt ze. Dat is relatief eenvoudig. Binnenslands zijn ingewikkelder hervormingen nodig, en dus schuift Peking die maar steeds voor zich uit. China zou zijn belastingstelsel moeten veranderen, de geldproblemen oplossen van lokale overheden die tijdens de coronacrisis hoge kosten hebben gemaakt en ingrijpen in de vastgoedsector die spectaculair is geïmplodeerd.
„De ontevredenheid groeit”, zegt Martin. Huizenbezitters die gedupeerd zijn door de vastgoedcrisis protesteren doorgaans tegen het lokale bestuur of lokale bedrijven. „Van wat ik hoor en online zie, richt het protest zich nu ook tegen Xi Jinping en de Communistische Partij.”
De sores van werkloze jongeren, gedupeerde huizenkopers en consumenten die de toekomst vrezen, zijn kortetermijnproblemen, zegt Van Dijkhuizen. „Maar dat betekent niet dat Xi Jinping ze kan veronachtzamen.” Chinese consumenten hebben een ‘’hogere pijnbereidheid” dan wij hier in het Westen, zegt hij. Ze klagen niet snel. Maar hun leiders zijn niet democratisch gekozen. „Die ontlenen hun legitimiteit voor een groot deel aan een ongeschreven afspraak: zij zorgen ervoor dat het leven van de Chinezen beter wordt.”
Vangnet
Er gebeurt ook wel iets, ziet Van Dijkhuizen. Xi Jinping praat over een bescheiden sociaal vangnet, dat mensen helpt als ze ziek of oud worden. Nu komen de kosten voor gezondheids- en ouderenzorg voor een groot deel op de zieken en ouderen zelf en hun families terecht. Vandaar dat zij hun spaarrekeningen spekken en minder uitgeven in winkels en restaurants. De ingreep van een sociaal vangnet is nuttig, maar heeft beslist niet per omgaande effect, zegt Van Dijkhuizen. En dat is wel nodig als je de consumptie wilt stimuleren.
Ook kunnen lokale overheden geld lenen om vastgoed over te kopen van bedrijven die in de problemen zitten. Van Dijkhuizen: „Maar de middelen staan niet in verhouding tot de omvang van het probleem.”
Hoogleraar Steven Brakman ziet het iets minder somber in. Dat het nu niet goed gaat, dat is conjunctuur. De economie heeft nu eenmaal golfbewegingen: soms gaat het goed, soms niet. Dan stort de vastgoedmarkt in, beleggers worden zenuwachtig, investeringen lopen terug. Maar er komt vanzelf weer een tijd dat er huizen en wegen gebouwd moeten worden. En als leider van een autocratisch land heeft Xi Jinping een zorg minder: „Hij hoeft niet bang te zijn dat hij de verkiezingen verliest.”
Een probleem waar hij wel mee moet afrekenen is het dalend aantal Chinezen. Een van de motoren achter de Chinese groei was altijd dat er een onuitputtelijke bron van arbeidskrachten was. Boeren zijn tientallen jaren lang en masse van het platteland naar de steden gehaald en in fabrieken aan het werk gezet. De gevolgen van de eenkindpolitiek bereiken in 2030 de beroepsbevolking, zegt Brakman. In dat jaar zal die gaan krimpen.
Technische kennis
Dat Xi Jinping enorm inzet op de groei van technische kennis, heeft mede te maken met dat demografische probleem, zegt Brakman. Als je minder mensen hebt, kun je nog groeien door de productie per mens omhoog te brengen. Dat kan door AI hen te laten bijstaan, door slimme productiemethodes, door robots, kortom door alles wat de hightechindustrie voortbrengt.
Een andere kant van die demografische ontwikkelingen is dat bijvoorbeeld de hoge jeugdwerkloosheid waar China mee kampt, en die leidt tot een sluimerende onvrede onder jongen, in een paar jaar tijd vanzelf weer verdwijnt, aldus Brakman. „Het is beroerd als het je nu treft, maar ik zou haast zeggen: wees geduldig.”
China-onderzoeker Martin vreest dat er veel mensen buiten de boot zullen vallen, zelfs als de arbeidsmarkt aantrekt. „Er zijn in die hoogefficiënte sectoren mensen nodig die een universitaire opleiding hebben, en zeer gespecialiseerde technische kennis.” Zonder de juiste papieren wacht je geen glorieuze toekomst.
De partij ziet dat die ongelijkheid voor problemen zorgt, niet het minst voor haarzelf. Martin: „Het is makkelijker om te regeren als de verschillen tussen mensen zo klein mogelijk zijn.” Om deze reden, vertelt ze, is er sinds een paar jaar een ”campagne voor gezamenlijke welvaart”. „Vroeger was het idee: laat eerst een select groepje rijk worden, hun welvaart sijpelt vanzelf naar beneden.” Dat idee heeft de partij losgelaten. De accounts van bloggers die pronkten met hun overdadige rijkdom zijn geblokkeerd. Dankzij een campagne tegen techmiljardairs als Jack Ma, de man achter Alibaba, zingen China’s rijken een toontje lager. „En er zijn districten die partijbonzen verbieden om grote feesten te geven en in dikke auto’s te rijden.”
Die aanpak van de grote mannen in de techwereld laat goed zien in wat voor een lastig parket Peking zit, vindt Van Dijkhuizen. Hun macht en rijkdom „was niet in het algemeen belang”, zei de partij en dus greep de partij in. „Maar de keerzijde was dat private ondernemers schrokken.” Als er zelfs tegen grote namen zo wordt opgetreden, dan is het oppassen geblazen. Ze werden voorzichtig, ze trokken zich terug. Van Dijkhuizen: „Dus nu komt er weer een wet ter bevordering van de particuliere sector.”
Weet Xi Jinping niet wat hij moet doen, of vindt hij dat het op een paar ondergeschikte punten na redelijk goed gaat met de Chinese economie? „Ik weet niet precies hoe Xi tegen de zaak aankijkt”, zegt Van Dijkhuizen, „maar hij zou niet volledig tevreden moeten zijn.”