Oud-voorman Timotheos moet opnieuw naar strafrechter
Het verzoek van ontwikkelingswerker Wim Akster aan het Constitutioneel Hof in Malawi om de zogenoemde antihomowetten uit het Wetboek van Strafrecht te halen, is vrijdagmiddag afgewezen. Dat betekent dat de rechtszaak die tegen hem loopt een vervolg krijgt bij de strafrechter.
De voormalige financieel directeur van Stichting Timotheos in Malawi vocht bij het grondwettelijk hof drie wetten aan op basis waarvan hij in 2020 was aangeklaagd voor seksueel misbruik. Ze zouden in strijd zijn met de Malawische grondwet, namelijk met het recht op privacy, waardigheid en persoonlijke vrijheid, betoogden Akster en zijn advocaat vorig jaar juli tijdens de zittingsdagen.
Maar de rechter oordeelde vrijdag dat Akster onvoldoende bewijs heeft aangedragen voor de stelling dat deze wetten homoseksuelen zouden discrimineren. Een driekoppig panel van rechters, Joseph Chigona, Vikochi Chima en Chimbizgani Kacheche, raadde Akster aan om bij het Malawische parlement aan te kloppen voor een herziening van de Grondwet, als hij daarover ontevreden is.
Advocaat Victor Jere, die in deze zaak de staat verdedigde, kreeg daarmee wat hij vorig jaar voor het hof bepleitte, namelijk dat de zaak zou worden terugverwezen naar de lagere rechtbank, waar ze strafrechtelijk behandeld kan worden in plaats van procedureel.
Akster was aanwezig tijdens de zitting, maar verliet de rechtbank voordat de rechters definitief uitspraak deden. Zijn advocaat, Fostino Maere, kwam niet opdagen. Het bleek niet mogelijk om hen om een reactie te vragen.
De woordvoerder van het Malawische ministerie van Justitie en Constitutionele Zaken, Frank Namangale, zei desgevraagd dat hij blij is met het standpunt van het hof. „De rechtbank heeft de zaak geïnterpreteerd en we zijn tevreden met de uitkomst.”
De wetten die Akster aanvocht, zijn de artikelen 153, 154 en 156 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 153 verbiedt „seksuele gemeenschap van een persoon tegen de orde van de natuur” op straffe van maximaal veertien jaar gevangenisstraf. Een poging daartoe ondernemen (artikel 154) is eveneens strafbaar, net als het plegen van „grove onfatsoenlijke handelingen” tussen mannen (artikel 156).
Aksters advocaat verzocht het grondwettelijk hof eerder om uit te leggen wat seksuele gemeenschap „tegen de orde van de natuur” inhoudt. De rechters repliceerden vrijdag dat hij de zaak hiermee afleidt van waar deze werkelijk om gaat, namelijk aanklachten van seksueel misbruik van negen jongemannen die als werknemer of student van Akster afhankelijk waren.