Het is „onacceptabel” dat het minimale werk- en denkniveau van een dienaar des Woord wordt verlaagd van 7 naar 6. Dat stelde prof. H. van den Belt vrijdag op de synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De synode bleek sterk verdeeld over het eindrapport over de ambtsvisie.
Doel van de synode, die in Lunteren bijeenkwam, was om tot besluitvorming te komen over het rapport ”Ruimte voor Woord en Geest”, waarin de beroepsprofielen van kerkelijk werker, pastor en predikant zijn uitgewerkt. Al snel bleek dat het rapport tientallen vragen opriep bij de synodeleden, vooral over de pastor en de predikant, die beiden dienaar des Woords zijn, maar met een verschillende opleiding en daarbij horend werk- en denkniveau.
Het rapport stelt dat de pastor en de predikant in de basis dezelfde werkzaamheden verrichten, maar in verschillende contexten. Ds. A.N. van der Wind (Kerkwijk) noemde het positief dat een kerkenraad door deze benadering goed moet nadenken over de situatie van de gemeente en wat daarin van een voorganger wordt gevraagd.
Het onderscheid tussen lokale contexten riep ook vele vragen op. Ds. M.P.D. Barth (Barneveld), werkzaam als legerpredikant, wees erop dat Defensie academisch geschoolde predikanten vraagt, „omdat de omgeving complex is” en predikanten „zinvol moeten kunnen spreken” met hoge officieren die een hoge opleiding hebben genoten. „Ook kleine, voor het oog minder complexe dorpsgemeenten kunnen heel complex zijn. Is overal niet een academisch gevormde predikant nodig?”
„Ook kleine, voor het oog minder complexe dorpsgemeenten kunnen heel complex zijn” - Ds. M.P.D. Barth, synodelid
Wat is een meer of minder complexe situatie, vroeg ds. D.C. Groenendijk (Zuid-Beijerland) zich af. „We hebben allemaal de grote missionaire uitdaging om Gods Woord door te geven in deze complexe samenleving.”
Doorgroeien
De mogelijkheid die het rapport noemt om als pastor te kunnen doorgroeien naar predikant, vonden sommigen te vrijblijvend. „Er zit niet genoeg stimulans in het rapport voor doorgroeien. Het is alleen een optie. En als het alleen een optie is, komt er niets van terecht”, stelde prof. H. van den Belt (Woudenberg).
Ds. M. van Heijningen (Alblasserdam) koos voor een andere benadering. „De wereldkerk en de kerk der eeuwen overtuigen mij niet van het feit dat je enkel academici op de kansel mag hebben. Volgens mij is die differentiatie gewoon mogelijk.”
Directeur Jurjen de Groot van de landelijke dienstenorganisatie van de PKN gaf naar aanleiding van vragen aan dat onderscheid maken op basis van de context van een gemeente goed mogelijk is. Dat gebeurt ook op andere terreinen, gaf hij aan.
„De wereldkerk en de kerk der eeuwen overtuigen mij niet van het feit dat je enkel academici op de kansel mag hebben” - Ds. M. van Heijningen, synodelid
Diaken B. Broekhuizen (Voorthuizen) wil ervoor waken „dat we de academisch gevormde predikant kwijtraken”. Hij stelde echter ook regelmatig „meer geraakt” te worden door de preek van een kerkelijk werker dan door die van een predikant en wilde de kerkelijk werkers „absoluut waarderen”.
Na enkele rondes waarin de synodeleden hun vragen en opmerkingen kwijt konden, dienden prof. H. van den Belt en ds. M. van Heijningen elk een tegenvoorstel in. Ook lagen er twee amendementen en een motie van ds. Van der Wind op tafel. Hij verzocht de synode onder meer het plan voor leer- en werkplekken zo uit te werken dat daarmee voor pastors met niveau 6 het volgen van de predikantsmaster „optimaal zal worden gestimuleerd”.
Het voorstel van prof. Van den Belt, medeondertekend door negentien andere synodeleden, nam als uitgangspunt een academische opleiding voor de dienaar des Woords. Het onderscheid tussen pastor en predikant zou daarmee niet meer nodig zijn en losgelaten kunnen worden.
Vacante gemeenten hebben volgens dit voorstel de mogelijkheid om een predikantsplaats open te stellen voor een kerkelijk werker met preekconsent die minimaal een hbo-opleiding theologie heeft op niveau 6. Na twee jaar zou de kerkelijk werker kunnen vragen om te worden bevestigd als predikant in opleiding, mits deze instemt met een aanvullende studie die opleidt tot niveau 7. Na het voltooien van de aanvullende opleiding zou hij of zij beroepbaar zijn als predikant in het geheel van de kerk.
Ramp
Halverwege de middag kwam vanuit de synode het voorstel om alleen een besluit te nemen over de rechtspositie van de kerkelijk werker, en de besluitvorming over pastor en predikant uit te stellen. Onder anderen ds. Van Heijningen pleitte ervoor geen besluiten te nemen „waarvan we de consequenties nog niet helemaal overzien”. Het leek hem „een ramp voor de kerk als we met 51 procent het ene voorstel aannemen en het andere afwijzen”.
Scriba dr. R. de Reuver noemde een splitsing van de besluitvorming over het eindrapport „veel ingewikkelder dan gedacht”. Ook vroeg hij zich af: „Wat schieten we ermee op als we nu niet tot een finale besluitvorming komen?” Hij merkte op dat de meningen over het minimale werk- en denkniveau van de dienaar des Woords nu eenmaal uiteenlopen. „Laten we doorgaan, de argumenten wisselen en straks een keuze maken.”
Preses ds. T. Bouw, die per 1 juni ds. M.C. Batenburg is opgevolgd, legde vervolgens de synodeleden de vraag voor of ze toe waren aan besluitvorming. Uit het aantal opgestoken vingers concludeerde ze dat dit voor „een heel aantal mensen” nog niet het geval was. De vergadering werd ’s avonds vervolgd, waarbij het nog niet duidelijk was of er uiteindelijk een stemming over het voorstel en de tegenvoorstellen en amendementen zou komen.
Aan het eind van de middag nam de synode afscheid van ds. Batenburg , die sinds 2019 synodepreses was.