Een „uit de kluiten gewassen” tweeling met „natte plunjes” die in „een teiltje” gaan. Een smid die „z’n beide lievelingen” kopje-onder in een koelbak duwt. Mensen „in goede doen” die zich een auto kunnen veroorloven. Decennialang boeide de Kameleonserie duizenden. Kan ze dat, 75 jaar na haar ‘geboorte’, nóg? Staan de wereld van Hielke en Sietse en de schrijfstijl van de diverse De Rozen niet te ver van de moderne lezertjes af?
Voor het antwoord op de eerste vraag is een bezoek aan Terherne met een potentiële, jonge lezer dé check bij uitstek. Daar hebben vrijwilligers de Kameleonwereld van de jaren 50/60 namelijk gevisualiseerd in een boerderij met inpandige molen, smederij en politiecel. En dus reizen mijn 14-jarige zoon Wiebe en ik op een grijze zaterdagmiddag naar het noorden. Naar de plek waar de twee blonde boys met badkuipboot hun avonturen beleefd zouden kunnen hebben.
Waar Terherne ligt, Wiebe heeft geen idee. „Waar wonen Hielke en Sietse?” vraag ik, maar het goede antwoord –„Friesland” of „Lenten”– volgt niet. „Ik heb die verhalen nooit gelezen”, zegt hij. „U weet dat ik niet van Nederlandse boeken houd. Ik heb alleen een keer ergens een stukje van de verfilming gezien. Over die jongens met die boot, toch?”
Bewegende beelden
Wiebe heeft geluk: het eerste hoogtepunt in de Kameleonboerderij is een video die volgens de caissière „nergens anders te bekijken is”. Tja, zelfs hier moeten bewegende beelden dus liefde tot stilstaande letters opwekken. De roetveegtweeling met blonde kuif komt in het filmpje in botsing met een schurkachtig duo dat een schat zoekt. De laatste twee bezitten één deel van de schatkaart en Hielke, Sietse, Lou en Kees het andere. Uiteraard volgt er een wilde achtervolging, waarbij de een na de ander in botsing komt met van alles en nog wat. Aan het einde van de video mogen de (jeugdige) kijkertjes hun helden helpen bij hun missie.
Wiebe bekijkt de beelden hoofdschuddend. Af en toe verschijnt er een flauw glimlachje rond zijn mond. „Wel aardig”, zegt hij na afloop. „Maar niet het meest hilarische wat ik ooit heb gezien. En waarom spreken die jongens steeds búíten af? Ik heb ook vrienden, maar die spreek ik daar nooit of bijna nooit.”
Veldwachter Zwart
De speurtocht hoeft van Wiebe niet, maar de voorwerpen in het museum wil hij wel bekijken. We lopen naar het kantoor van veldwachter Zwart, een van de personages in de Kameleonserie. Benieuwd of mijn zoon snapt wat dat voor iemand is. Op mijn vraag gromt hij iets onverstaanbaars, waaruit niet blijkt of hij het nu wel of niet weet. Ik probeer hem uit de tent te lokken: „Dat is iemand die een weiland heeft gekocht en nu wacht op het moment dat hij het veld krijgt.” Geen reactie, ik weet genoeg.
Boven het bureau van de politieagent hangt een bakelieten telefoon met draaischijf. „Het mobieltje van de jaren 50”, leg ik uit. Wiebe staart er verbijsterd naar. Hoe moet je daarmee appen, gamen en fotograferen? Ook de radiocassetterecorder verderop krijgt een verwonderde blik.
Klinknagels
In de smederij van vader Klinkhamer kijkt hij iets minder verbaasd rond: over de ambachtelijke vervaardiging van zwaarden heeft hij weleens iets gelezen (of gezien) en hij kan zich voorstellen hoe de smid met zijn hamer op roodgloeiend metaal timmert. Dat die grote, roestige spijkers klinknagels heten, dat wist hij dan weer niet.
In molen De Woudaap hangt het rapport van Hielkes en Sietses vriend Kees. Op z’n kop uiteraard, want zo lijkt de magere 6 een mooie 9. Of Kees’ ouders erin zijn getrapt, ik denk het niet. Anno 2024 is deze vorm van bedriegen natuurlijk onmogelijk. „Jullie kunnen in Magister precies zien welke cijfers ik heb gehaald”, zegt Wiebe, ietwat chagrijnig.
Bedstee
De woning van vader en moeder Klinkhamer staat vol ouderwetse voorwerpen als wastobbe, wringer en bedstee. Wasmachine, droger en (stapel)bed van de jaren 50, leg ik uit, wat me opnieuw een blik vol onbegrip oplevert. Logisch, de jongen is gewend aan digitale apparaten die je met een app of een spraakcommando aan het werk zet en die zelf melden dat ze het werk voor hun baas (m/v) hebben afgerond.
De „ultieme Kameleonexperience met vaartocht naar Avontureneiland waar je kunt touwslingeren, water pompen, polsstokspringen en survivallen” laten we links liggen: Wiebe wil naar huis. Misschien om deel 1 van de Kameleonserie open te slaan, maar ik ben bang dat hij liever voor een eigen, digitale experience gaat dan voor uren verplicht lezen over twee „apen” in „de hoogste klas van de lagere school” die met hun kwajongensstreken onnozele veldwachters en boerenknechten beetnemen.
Nozems
Thuis blijkt mijn vrees terecht: Wiebe ontdekt op internet een Kameleonbootracegame die je twintig jaar geleden, bij aankoop van een pot Calvé-pindakaas, cadeau kreeg. De cd-rom zat indertijd verstopt in het deksel. „Best goed voor zo’n oud spel”, vindt hij. „Ik ben nu Kees. Eens zien of ik sneller kan varen dan die twee nozems in de boot achter me.”
Als ik even later met hem in twee Kameleondelen léés om te zien of de stijl hem aanspreekt, blijkt dat hij niet alleen moeite heeft met de term nozems, maar ook met andere formuleringen en acties. Zo bevat deel 1, De schippers van de Kameleon, een passage waarin vader Klinkhamer „z’n beide lievelingen” in de „koelbak naast de smidse” dompelt om hen schoon te maken. Die koelbak weet Wiebe door de context van het verhaal nog wel in te vullen, maar dat een vader zijn zonen „lievelingen” noemt, vindt hij raar. En dat hij ze daarna waterboardt, dat is volgens hem helemaal not done.
In de herziene editie van deel 1 is overigens heel wat aangepast. Zo zijn de „zoontjes” van pa en ma Klinkhamer veranderd in „zonen”, de „lievelingen” in „boosdoeners” en de „natte plunje” in „natte kleren”. De termen lagere school, lorgnet en praam worden in voetnoten uitgelegd. Maar ja, deze hertaalactie kent natuurlijk haar grenzen: een teiltje veranderen in een wasmachine en een pedagogisch onverantwoorde onderdompeling in een constructief ouder-kindgesprek, dat zou wel erg ver gaan.
Blauw overhemdje
Deel 71, De Kameleon en het zwaard van Grutte Pier, staat qua leefwereld veel dichter bij de leefwereld van de tiener van nu. Dat begint al met de cover, waarop de tweeling er heel anders uitziet dan op de voorkant van de eerste druk van deel 1: de ene helft heeft nog een overall aan, maar de andere draagt een hip blauw overhemdje. Het haar van Hielke en Sietse oogt nu natuurlijk rossig en niet overdreven zonnig geel. En in hun leefwereld zijn wastobbes, veldwachters en boterkarners verdwenen en heeft Hielkes „mobiel met camerafunctie” zijn opwachting gemaakt.
Wat betreft formuleringen: ook die zijn totaal anders dan die in 1949. Dat blijkt met name uit de dialogen tussen de twee helften van de tweeling. Ter illustratie een fragment uit deel 71: „„Gast! Welke gek gaat er nu met deze mist het meer op?” „Nou, ik ken er wel twee!” „O?” „Eentje heet Sietse Klinkhamer en de ander heet Hielke en ze hebben de snelste boot van heel Friesland en nu zitten ze in de mist op het Lentermeer en ze zien helemaal niets. Naatje, noppes. Knettergek die twee.””
Ontlezing
Wiebe vindt deel 71 inderdaad begrijpelijker dan deel 1, maar volgens hem is het mooie, oude karakter van de serie „verpest” en de persoonlijkheid van de tweeling „onzinnig gemoderniseerd”, alleen maar om jongeren aan het lezen te krijgen. Bij hem gaat dat niet werken, belooft hij.
De medewerkster van de Kameleonboerderij krijgt dus gelijk. „De belangstelling van jongeren voor de serie is een stuk kleiner dan 75 jaar geleden”, had ze gezegd. En over de oorzaken: „De wereld in de eerste zestig delen staat inmiddels ver bij hen vandaan. De ontlezing en de aandacht voor sociale media, films en games op de mobiele telefoon, doen ook geen goed. Tegenwoordig worden de Kameleonboeken nog het meest door volwassenen gelezen.”