OM-baas Rinus Otte: Moraal is voor mij geen vies woord
Overheidsdienaren zouden meer „moraalridder” mogen zijn, vindt prof. dr. mr. Rinus Otte. In zijn deze woensdag verschenen boek pleit de baas van het openbaar ministerie voor herwaardering van eeuwenoude waarden en normen, veelal van joods-christelijke snit. „Misschien moeten we jonge mensen vaker meegeven dat het leven voor een flink deel bestaat uit ploeteren en strompelen.”
Je hoeft Rinus Otte niet te vertellen wie Hofni en Pinehas zijn. De 63-jarige magistraat komt zelf met het verhaal over de losgeslagen zonen van hogepriester Eli. „De geschiedenis toont net als een hele rij andere Bijbelse verhalen de gebrekkigheid van de mens”, zegt de jurist. „In dit verhaal vol menselijkheid keek Eli weg. Hij vond het te moeilijk om zijn zonen te corrigeren. Ook nu vinden we het moeilijk om onrecht in de ogen te kijken en te geloven dat straffen meerwaarde heeft.”
De Heidelberger Catechismus betoogt dat de mens geneigd is tot het kwade.
„Rutger Bregman schreef ”De meeste mensen deugen”. Een mooie boektitel, maar juister is om daaraan toe te voegen: „maar ze zijn wel zwak”. De mens is in beginsel niet gericht op de ander en op de gemeenschap. Zeker de afgelopen halve eeuw zijn we meer onze eigen belangen gaan dienen. Holocaustoverlevende Abel Herzberg, die vele familieleden verloor in de Tweede Wereldoorlog, stelde dat in ons allen een Adolf Eichmann schuilt. Ik denk dat het waar is.”
Uw boek lezend, dacht ik: u zou dominee kunnen zijn.
„Ik ben geïnteresseerd in theologie. Recht is geen wiskunde, maar stoelt vooral op moraal. Daarom zouden magistraten zich niet alleen moeten inlaten met sociologie en filosofie, maar ook met theologie. De Bijbel en andere religieuze boeken bevatten wijze lessen over de mens. In Jesaja 1 zegt God dat de geur van brandoffers Hem een gruwel is. Dus farizeïsme, lippendienst en alleen maar vrome taal, wordt scherp afgewezen. Vertaald naar nu: We komen om in de mensen die alleen maar zelfgenoegzaam práten over zaken als ”verbinding”. Je kunt de Amsterdamse grachten dempen met die verhalen. Maar we zullen meer moeten dóén. In de religieuze boeken klinkt telkens een oproep om beter te leven. Terwijl je weet dat mensen dat eigenlijk niet lukt.”
In zijn deze woensdag verschenen boek ”De troost van gebrekkig strafrecht” schrijft Otte bespiegelingen over rechtsmoraal. Hij was van 1995 tot 2015 strafrechter en is bijzonder hoogleraar organisatie van de rechtspleging aan de Rijksuniversiteit Groningen. De jurist behoort vanaf 2016 tot de OM-top, het college van procureurs-generaal. Sinds vorig jaar is hij daarvan voorzitter. In zijn boek en in het RD-interview benadrukt Otte dat hij zijn opvattingen niet als OM-vertegenwoordiger, maar als wetenschapper en oud-rechter naar voren brengt.
Otte komt uit reformatorische kring. Hij was vroeger verbonden aan een oud gereformeerde gemeente op het Zeeuwse Schouwen-Duiveland. Rond zijn zestiende nam hij afscheid van het geloof, vertelt Otte tijdens een interview in een Amsterdams grachtenpand van Prometheus, uitgever van zijn boek.
Hoe kijkt u terug op uw opvoeding?
„Ik kom uit een warm gezin. Ik voel daar geen enkele bitterheid over. Iedereen die met geloof bezig is, doet dat om zin te geven aan het leven. Dus geen lelijk woord van mij daarover. Wat ik wel ingewikkeld vind: Geloof kan knechtend uitpakken, mensen bang maken en terneerdrukken. Terwijl geloof bevrijdend zou moeten zijn en zou moeten leiden tot hoop op genade. Ik vind het lastig als gelovigen niet-gelovigen uitsluiten. Omgekeerd is het bezwaarlijk als bijvoorbeeld auteurs of politici neerbuigend doen over gelovigen. Alsof die niet meer helemaal van deze tijd zijn. Tegenwoordig vind ik het een groter probleem dat seculieren gelovigen in een hoek zetten dan andersom.”
Veel wil Otte niet kwijt over zijn persoonlijke achtergrond. „Het staat me tegen dat het bij overheidsfunctionarissen en ambtsdragers vaak gaat over de persoon. Je kunt beter naar iemands beleid kijken. In sommige kerkelijke kringen wordt de persoon van de dominee, daar herder en leraar genoemd, enorm verheerlijkt. Mensen staan in de rij om de dominee een verjaardagscadeautje te geven. Dan denk ik: het zijn sterke schouders die de weelde van de macht kunnen dragen.”
„Ik heb me losgemaakt van het geloof, maar deel de visie over de gebrekkige mens” - Rinus Otte, baas OM
Welk Bijbelverhaal spreekt u aan?
„In het striktere geloof is de gedachte dat de gebrekkigheid van de mens zijn eigen schuld is. De zondeval. Er is weinig uitkomst mogelijk, tenzij genade je ten deel valt. Hoewel ik me heb losgemaakt van het geloof, deel ik de visie over de gebrekkige mens. Daarom is ook strafrecht beperkt in zijn mogelijkheden. Rechters en aanklagers moeten bijvoorbeeld niet de illusie hebben dat ze een misdadiger makkelijk tot verandering kunnen brengen.
Ook zijn recht en veiligheid niet hetzelfde. Stel dat we zeggen: „We willen geen enkele potloodventer meer in de stad, we gaan hen chemisch castreren.” Zo’n beslissing zou elke rechter verschrikkelijk vinden. Want die grijpt, zeker bij zo’n relatief licht vergrijp, veel te diep in in iemands persoonlijkheid. We moeten dus niet willen leven in een volledig aangeharkt land, waar elke zwerver van straat wordt gehaald. In de jaren zeventig werden posters opgehangen met de tekst: “Ooit ’n normaal mens ontmoet? En…, beviel ’t?” Die posters waren een protest tegen de trend om elk afwijkend gedrag te psychologiseren. Die posters mogen ze van mij weer ophangen.”
Menigeen in reformatorische kring lijkt zich de laatste jaren meer af te zetten tegen de overheid, bijvoorbeeld toen naleving van coronaregels werd gevraagd. Hoe kijkt u daarnaar?
„In het stellen van de norm ben ik vrij streng, in de handhaving mild. Juist vanwege de gebrekkigheid die elk mens en elke samenleving aankleeft. Maar als mensen bewust regels aan hun laars lappen, hebben ze aan mij een kwaaie. Als je democratisch vastgestelde regels niet wilt accepteren, heb je eigenlijk niet veel begrepen van de rechtsstaat. Wat is dan het verschil tussen de reformatorische gezindte en de krakers uit de jaren zeventig die tegen rechters zeiden: Uw rechtstaat is de onze niet?”
In coronatijd was er bijvoorbeeld bij velen frustratie dat ouderen vereenzaamden door strikte voorschriften. Kunt u zich voorstellen dat dan weerstand tegen de overheid ontstaat?
„Ik kan me van alles voorstellen. Een flauw voorbeeld. Onlangs werd een winkelier in Utrecht door de politie aangesproken voor het hebben van een vogeltje in een etalage, in strijd met een wettelijke regeling. Ik snap de ondernemer als die tegen deze agent zou roepen: Ga boeven vangen! Maar ik ben ook wetsdienaar, de Nederlandse wet is mijn richtsnoer. Dus mensen moeten zich aan de regels houden, anders wordt ons land een bananenrepubliek. Tegelijk is Nederland ook weer geen Sodom en Gomorra. Hollanders zijn al 400 jaar een opstandig en gepolariseerd volk.”
U betoogt dat de Nederlandse wet uw richtsnoer is. Hoe ziet u de Tien Geboden?
„Die liggen in ons land, maar ook in bijvoorbeeld Frankrijk, Italië en Duitsland, ten grondslag aan heel veel van de klassieke wetgeving. Denk aan geboden als: Sta elkaar niet naar het leven, steel niet. Kernachtig is dat samengevat met de woorden: „Heb uw naaste lief als u zelf.” Een opgave waar weinig mensen in slagen.”
In uw boek beschrijft u uw huiver om verdachten te snel het etiket ”psychisch ziek” op te plakken. Kunt u dat toelichten?
„Je moet iemand niet te snel zijn verantwoordelijkheid ontnemen. Behandel de ander als volwaardig medemens. Ik heb het minder op verdachten die bijvoorbeeld hun beroerde jeugd opvoeren als vergoelijking voor hun misdrijven. Op zich is tbs, die bedoeld is voor daders met een stoornis, geweldig. Ik heb die maatregel ook talloze malen opgelegd. Maar er moet wel een grondig onderzoek naar de geestesgesteldheid van de verdachte aan ten grondslag liggen. Dat blijft lastig. Vraag zes psychiaters om iemand te beoordelen, en je krijgt zes verschillende verhalen. De menselijke geest is lastig te doorgronden. De helft van de gevangenisbevolking heeft een stoornis. Dat wil echter níet zeggen dat die altijd van invloed was op het gepleegde misdrijf.”
U wilt dat overheidsfunctionarissen mensen die iets misdeden een soort preekje meegeven. Hoe zit dat?
„Het is slecht gesteld met de norminprenting. Recht is in de kern rechtsmoraal. Moraal is voor mij dus geen vies woord. We zullen meer moeten beseffen dat waarden en normen van vaak joods-christelijke snit al duizenden jaren het cement vormen voor het strafrecht. Heb respect voor het leven, steel niet. Elke tijd heeft behoefte aan nieuwe, herkenbare taal. De kern van het recht blijft echter onverminderd hetzelfde. Rechters, maar ook aanklagers, wijkagenten of treincontroleurs moeten in deze tijd op zoek naar nieuwe rituelen om verdachten en overlastgevers mee te geven dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Dat die overheid dat niet doet uit wraakzucht, maar om een misse daad te bestraffen. Volgens kernprincipes van rechtmatigheid en proportionaliteit. In de kern is een magistraat een moraalridder. Je bent bezig iemand de les te lezen. Gebruik daarbij heldere taal. Kom niet met juridische termen als „wederrechtelijke toe-eigening”, maar zeg: Wij denken dat je gejat hebt, het is vastgelegd op een beveiligingscamera, wat hebt u daarover te zeggen? Doe een beroep op normen en waarden.”
„We moeten niet willen leven in een volledig aangeharkt land, waar elke zwerver van straat wordt gehaald” - Rinus Otte, baas OM
Hebben ouders daarin ook een taak?
Otte, gehuwd en vader van drie kinderen: „Zeker. De afgelopen halve eeuw gaven we kinderen vaak mee dat ze allemaal een Einstein-in-de-dop zijn. Zo van: Jij bent heel goed en mag er zijn. Veel ouders vervoegen zich bij een schoolbestuur omdat ze vinden dat hun vermeend hoogbegaafde kind makkelijk een klas kan overslaan. Die ouders ergeren zich aan zogenaamd domme leerkrachten die dat niet zouden inzien. Misschien moeten we jongeren meer meegeven dat het leven voor een flink deel uit strompelen en ploeteren bestaat. En dat in het imperfecte en gebrekkige juist ook schoonheid en troost zit. Elke dag ploeteren we in het moestuintje van het strafrecht. Iedere keer duikt er weer onkruid op. Maar we doen ons best.”
„Rechters en aanklagers moeten niet illusie hebben dat ze een misdadiger makkelijk kunnen veranderen” - Rinus Otte, baas OM
U citeert in uw boek oud-premier Balkenende. Voelt u zich verwant met zijn gedachtegoed?
„Ik beschouw mezelf als liberaal-conservatief. Alles wat te maken heeft met ethiek, met rechtsmoraal, wordt tegenwoordig heel snel geassocieerd met spruitjeslucht van de jaren vijftig. Dat vind ik betreurenswaardig. Ook bijvoorbeeld door rood licht rijden heeft van doen met moraal. Rood licht is er om het leven van mensen te beschermen. De overheid bekeurt ogenschijnlijk lichte verkeersovertredingen niet voor niets. Bedenk dat jaarlijks zo’n 700 mensen in het verkeer omkomen door verkeersovertredingen.”
U staat te boek als een recalcitrante jurist. Wat vindt u daarvan?
„Dwarsligger vind ik een mooier woord. Over dwarsliggers wordt een spoor gebouwd. Ik lever én vraag tegenspraak. Al van jongs af voel ik aarzeling als een hele groep hetzelfde deuntje neuriet. Doen mensen dat om bij de groep te horen, zijn ze oprecht? Klopt het wel als iedereen in streng gereformeerde kerken vindt dat je alleen een goede gelovige bent als je in het zwart of stemmig gekleed gaat? Een ander voorbeeld. Binnen de rechterlijke macht wordt vaak gezegd dat burgers of politici geen kritiek mogen hebben op rechters, aanklagers en politie. Ik denk daar anders over. Ik snap wel dat burgers kritisch zijn op de overheid, de politie laat immers veel aangiften liggen. Laten we als magistraten bescheiden zijn en niet te lange tenen hebben. We bestaan bij de gratie van burgers die ons vertrouwen geven en hun eigenrichting inruilden voor rechtshandhaving door justitie. Word je als rechter bij bijvoorbeeld kritiek op je vonnis als het ware met rotte tomaten bekogeld? Ik zou zeggen: breng je toga naar de stomerij, was je gezicht en ga verder.”
Mag PVV-leider Wilders rechters neprechters noemen?
„Absoluut. Ik lig daar niet wakker van.”