Wie zeggen de mensen dat ik ben?
Wie ben je in de ogen van het publiek, en wie ben je echt? Daar kan een kloof tussen zitten.
Elisabeth Elliot (1926-2015) –eerst zendelinge, later een van de bekendste schrijvers en sprekers in christelijk Amerika– deelde veel uit haar persoonlijk leven. Mensen meenden haar te kennen, bewonderden haar, raadpleegden haar. Maar Ellen Vaughns biografie, grotendeels gebaseerd op brieven en dagboeken, laat een minder heilige Elliot zien.
Het eerste deel is verkrijgbaar als ”Een leven op het altaar”. Het tweede deel is nog niet vertaald. De vraag is of dat gaat gebeuren. Of daar niet te veel ongemakkelijke waarheden in staan. Of (reformatorische) lezers bereid zijn hun plaatje bij te stellen.
Het beeld dat je van Elliot zou kunnen hebben –altijd bezonnen, wijs, onderworpen aan Gods wil en leiding, haar leven op orde– sneuvelt. Elisabeth was goudeerlijk in haar dagboeken, over alles. Ze was sceptisch over de evangelicale wereld waar ze uit kwam, prikte dwars door bepaalde voorgangers heen, worstelde met haar publieke rol, het verschil tussen binnen- en buitenkant, de continue stroom van vragen en verzoeken die ze nauwelijks aankon. Een diepe geloofsbeproeving volgde toen ze het ontluisterende lijden van haar tweede grote liefde, Addison Leitch, moest aanzien, en ze hem ondanks alle hoopvolle gebeden en ‘profetieën’ van mensen die geloofden in zijn genezing toch moest loslaten. Daarna de nog grotere eenzaamheid. De honger van onvervulde (lichamelijke) verlangens.
En ten slotte haar derde, langste huwelijk met Lars Gren. Waarover ze al na tien dagen aan een vriendin schreef dat het de grootste vergissing van haar leven was. De in de publieke beeldvorming altijd hoffelijke, innemende Lars was ook de Lars die compleet de regie overnam, kritisch op Elisabeth was, haar ”stiltebehandelingen” gaf als ze hem niet beviel, haar dwong om veel op te treden, ook toen ze ging dementeren. Ooit zette hij haar in een stoel op het podium en speelde via een grote bandrecorder een oude lezing van haar af.
Ik ben blij dat ik na lezing van deel twee het eerlijke verhaal van haar leven ken. Het is op een bepaalde manier troostvol. Maar die laatste 38 jaar maakten me ook verdrietig en verward. Hoe kon die wijze Elisabeth zich zo vergissen? En stel dat dat huwelijk geen vergissing was –ze had dit besluit zoals altijd biddend genomen–, waarom schikte God haar dit toe, na al het andere lijden?
Hoe Elisabeth hierop reflecteerde zullen we nooit lezen; Lars heeft haar dagboeken uit die periode vernietigd. Maar dit zou ze gezegd kunnen hebben: Of ik mij nu vergist heb of niet, Hij weet wat Hij doet. Hij zal ons niet besparen wat ons meer op Jezus doet lijken. Dat plaatje wil Híj niet kwijt.