Lodewijk Crijns weet zich als arts geroepen tot weldoen
Schrijver wilde Lodewijk Crijns worden, maar dat vond zijn vader geen vak. Daarom werd hij arts, een beroep dat hij steeds meer als roeping ging ervaren. Onlangs legde hij zijn loopbaan vast in een fascinerend boek.
De familie van de rooms-katholieke Lodewijk Ivo Crijns (69) bestaat grotendeels uit juristen, maar hij droomt van een carrière als auteur. Als elfjarige jongen neemt hij alvast typeles. Na afronding van de hbs-b laat hij zijn vader weten Nederlands te gaan studeren, maar die steekt daar een stokje voor. „Boeken lezen en schrijven vond hij iets voor ’s avonds. Overdag moest je een vak uitoefenen. Er was in die tijd een enorm tekort aan tandartsen; daarom ben ik maar tandheelkunde gaan studeren, in Groningen.”
Al snel blijkt dat hij niet erg handig is. „Daarom heb ik de overstap naar geneeskunde gemaakt. Aan patiënten dacht ik niet. Het was de studie zelf die me genoegen verschafte.” In 1977 leert hij de praktijk kennen. De Groningse hoogleraar thoraxchirurgie Jan Nico Homan van der Heide, ontwikkelaar van een hart-longmachine, selecteert hem als ”hartenjongen”. Het is de benaming voor derde- en vierdejaarsstudenten geneeskunde die ’s avonds en ’s nachts de door Homan geopereerde patiënten bewaken.
„Geregeld overleden er mensen. Dat confronteerde me met de vraag naar de zin van het bestaan. Aan de universiteit hadden God en geloof geen enkele plaats. Daarom ben ik me zelfstandig gaan verdiepen in medische ethiek. In die periode is het geloof voor mij gaan leven.”
„Aan de universiteit hadden God en geloof geen enkele plaats” - Lodewijk Ivo Crijns, arts
Hiërarchie
De hiërarchische structuur in het Groningse academisch ziekenhuis doet hem denken aan het leger. „De professor was de generaal; als student behoorde je tot het voetvolk. Tegen coassistenten keek je al hoog op, een arts-assistent was helemáál bijzonder. Homan van der Heide was overigens een aimabele man. Toen een patiënte hem bedankte, was zijn antwoord: „Och mevrouw, ik doe slechts mijn plicht.” Dat heb ik altijd onthouden.”
Vanwege het overschot aan studenten geneeskunde moet Crijns een jaar overbruggen eer hij aan zijn coschappen kan beginnen. Een halfjaar werkt hij in de Colombiaanse leprozerie Agua de Dios. „Een soort concentratiekamp met 3000 leprapatiënten. Wát een armoede! Ik kom uit een gegoede Limburgse familie, dan is het een enorme schok als je ziet dat elders op de wereld mensen in totaal andere omstandigheden leven. Toen is mijn roeping voor het beroep van arts ontstaan. Ik wilde me gaan inzetten voor zulke mensen.”
Huisarts
De verpleegster met wie hij in het huwelijk treedt, wil onder geen beding Nederland uit. „Daardoor viel mijn plan in duigen en moest ik iets anders zoeken. Ik wilde neurologie of psychiatrie gaan doen, maar daar was geen enkele mogelijkheid voor. Daarom ben ik de opleiding tot huisarts begonnen. De eerste dokter bij wie ik meeliep, in een Drents dorpje, was een zware alcoholist. Het hele dorp wist dat, maar het werd geaccepteerd. Als hij visites reed, stond overal een fles jenever gereed. Ik werd meteen in het diepe gegooid, want de dokter lag vaak dronken in bed.”
Na afronding van zijn specialisatie kan hij in 1984 aan de slag in het Friese Oudebildtzijl, een dorpje onder de Waddendijk tussen eindeloze aardappelvelden. „Ik ben een plattelandsmens en had het prima naar mijn zin, maar veel collega’s raakten er aan de drank. Ze konden het isolement niet aan. Je had het hele jaar dienst, waardoor je nauwelijks het dorp uit kon. Bij een spoedgeval moest je met maximaal tien minuten ter plekke zijn. Zelfs een dagje Leeuwarden was er niet bij. Ik heb er eindeloos veel gelezen.”
„Veel collega’s raakten aan de drank, ze konden het isolement niet aan” - Lodewijk Ivo Crijns, arts
Verloedering
Van consulten op afspraak is nog geen sprake. Wie wat heeft, neemt plaats in de wachtkamer van de dokter totdat hij aan de beurt is. „Er kwam nooit iemand voor een kleinigheid. Als familie belde of ik aan huis wilde komen, was de patiënt bij mijn aankomst dood of bijna dood. Het merendeel van die Friezen wilde voor geen prijs naar het ziekenhuis, zelfs niet als ze een hartinfarct of een hersenbloeding hadden gehad. „Daar ga je dood”, was hun vaste uitspraak. Dan probeerde ik zelf maar te doen wat mogelijk was. Wonderlijk genoeg liep het vaak vrij goed af.”
Bevallingen geven de jonge huisarts de meeste stress. „Ons tweede kind is overleden door een loslatende placenta, een traumatische ervaring. Vanaf die dag was elke bevalling een crime voor me. De vrouwen zagen geen gevaar, maar ik wist dat het mis kan gaan.” Ongeneeslijk zieke patiënten bezoekt hij wekelijks. „Dat heb ik van een oudere collega geleerd. Je moet nooit tegen mensen zeggen dat je niets meer voor hen kunt doen. Je kunt hen in ieder geval blijven bezoeken.”
Een enkele keer wordt hij geconfronteerd met het verzoek om abortus. „Soms om de meest banale redenen. Ik ben principieel tegen het doden van leven, dus werkte er niet aan mee. Dat heeft me meer dan eens ellende bezorgd. Ik zou geen betrokken arts zijn.”
Euthanasie is in het Oudebildtzijl van die jaren niet aan de orde. „Je had daar destijds nog veel gelovige mensen, die zich optrokken aan het lijden van Christus. „Hij heeft veel meer geleden dan wij.” Die overtuiging gaf hun kracht om vol te houden. Dat is helemaal verdwenen. Nu zeggen mensen: „Wat heeft het lijden voor nut?” Die houding heeft een totale verloedering van de euthanasiepraktijk veroorzaakt. In mijn huidige werk moet ik geregeld bepalen of mensen die euthanasie wensen, wilsbekwaam zijn. Daar zijn personen bij met een beduidend betere conditie dan de mijne, maar als ze het willen, krijgen ze euthanasie. Dat gebeurt steeds vaker; ook bij jonge mensen.”
Psychiatrie
Na vijf jaar heeft zijn vrouw het helemaal gehad tussen de aardappelvelden. Ze wil weg uit Oudebildtzijl. „Bij mijn voorganger ging het net zo. Hij is erom gescheiden, maar kon het alleen zijn niet aan en werd psychotisch. Daarom heeft hij de praktijk aan mij overgedaan. Een paar maanden later pleegde hij voor de deur zelfmoord. Ik wilde geen herhaling van dat gebeuren.”
Na een intermezzo als arts in de antroposofische psychiatrische kliniek Lievegoed in Driebergen-Rijsenburg treedt hij in 1993 als arts-geriater in dienst bij Riagg IJsselland, met kantoren in Deventer en Zutphen. De voormalige huisarts krijgt de ambulante zorg voor oudere patiënten met een depressie toegeschoven. „Ik bezocht ze aan huis. Het was een deprimerende bezigheid. Vaak lagen ze nog in bed als ik aanbelde. De meesten leefden zonder enig doel van de ene dag naar de andere. Daarnaast draaide ik mee in de crisisdienst.”
Naast het werk volgt hij in deeltijd de opleiding tot sociaal geriater. „Ik ontdekte dat het werk met demente mensen me ligt. Bovendien had ik al snel in de gaten dat ik bij de Riagg mijn pensioen niet zou halen. Je maakte er de meest bizarre dingen mee. Mensen die in omstandigheden leven die ik voordien niet voor mogelijk hield: in een kot te midden van plas, poep, rotzooi, dozen… Of in een kuil, ergens in een bos. Je kunt dan niet zomaar naar een rechter stappen voor een gedwongen opname. Vrijheid staat in ons land boven alles. Wanneer iemand zo wil leven, is dat zijn goed recht.”
„Het merendeel van die Friezen wilde voor geen prijs naar het ziekenhuis” - Lodewijk Ivo Crijns, arts
Antireligieus
Tot het werk van de arts-geriater behoort ook het beoordelen van suïcidale of verwarde mensen die door de politie zijn opgepakt. „Ik ging altijd zo zitten dat ik meteen kon vluchten, voor het geval ze me zouden aanvliegen. Over politiek en religie mocht niet worden gesproken. Het eerste vond ik prima, met het tweede had ik moeite. Je mocht mensen zelfs niet aanraden om bepaalde psalmen te lezen. In de jaren 90 van de vorige eeuw was het klimaat in de ggz heel antireligieus. Terwijl ik in de praktijk zag dat veel mensen steun aan het geloof ontleenden.”
Na zes jaar Riagg is hij emotioneel totaal uitgeput. „Vrijwel niemand hield het in die functie langer vol. Ik ben mijn eigen praktijk begonnen als sociaal geriater voor Midden-Nederland. Tot 2021 had ik een kamer in een gezondheidscentrum in Driebergen, sindsdien werk ik vanuit mijn woning in Almen. Nog steeds bezoek ik de mensen aan huis.”
Vaak komt het gesprek op de oorlog. Dat onderwerp fascineert Crijns bovenmate. „Mijn vader zat in het verzet en is op een gegeven moment opgepakt. Hij wist te ontsnappen dankzij verzetsman en chirurg Karel van Berckel. Als represaille werd de hele familie naar concentratiekamp Vught afgevoerd, Van Berckel is gefusilleerd. Na de oorlog werd er nooit over gesproken; dat onderwerp was taboe. Ik was rond de veertig toen ik het geheim ontdekte. Later heb ik er een boek over geschreven: ”Met Godsvertrouwen voor het vuurpeloton”. Het was voor mij in het begin heel schokkend als patiënten met een vergelijkbaar oorlogsverleden er openlijk over spraken.”
Autonomie
Als hij terugblikt, is niet de technische vooruitgang maar de toegenomen autonomie van de patiënt dé grote verandering in de zorg. „Psychiater Frank Koerselman heeft die ontwikkeling knap beschreven in zijn boek ”Wie wij zijn”. Ook op het ministerie van WVS is de autonomie van de mens het uitgangspunt, terwijl het in het leven om liefde gaat. Het is een leugen dat de mens autonoom is. We zijn sociale wezens. Prof. Jim van Os hamert er sterk op dat goede ggz niet mogelijk is zonder de omgeving van de patiënt erbij te betrekken.”
De tweede grote verschuiving is voor Crijns de introductie van marktwerking in de zorg. „De verzekeraars kregen de macht. Dat is een keerpunt in de geneeskunde geworden. De mens werd tot een product gemaakt, vergelijkbaar met een auto. In de psychiatrie heeft een enorme etikettering plaatsgevonden. Onlangs kwam in de krant een voetbaltrainer aan het woord. Van zijn 23 nieuwe pupillen hebben er 20 volgens de ouders een rugzakje.”
Het meest ingrijpend is voor de rooms-katholieke arts de veranderde visie op medici. „Toen ik begon, werd de dokter gezien als iemand die je te allen tijde kon vertrouwen. Nu is de situatie omgeslagen naar het andere uiterste. Artsen voelen zich meer en meer bedreigd, zowel door patiënten als door de media. Wat dat betreft is de wereld onvergelijkbaar met die waarin ik mijn werk als arts begon. Toch vind ik het nog steeds een mooi vak. Je kunt erin blijven studeren en je ontmoet boeiende mensen. Een positieve ontwikkeling, mede onder invloed van de alternatieve geneeskunde, is de toenemende aandacht voor leefstijl en het totale functioneren van patiënten. Een mens is meer dan de optelsom van zijn klachten. ”
De belofte van een arts. Veertig jaar huisarts en geriater, Lodewijk Ivo Crijns; uitg. Walburg Pers; 232 blz., € 24,99