De politie had geen vrouwen mogen aanhouden omdat zij flyers uitdeelden bij abortusklinieken in Utrecht en Den Bosch, zegt hoogleraar Jan Brouwer. De actie valt onder de vrijheid van meningsuiting.
Iemand die in zijn eentje folders uitdeelt aan voorbijgangers, is –in juridisch jargon– bezig met een eenmensprotest. Die vorm valt niet onder de vrijheid van betoging, maar onder het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting, zegt prof. mr. dr. Jan Brouwer, hoogleraar algemene rechtswetenschap aan Rijksuniversiteit Groningen. Voor een betoging zijn immers altijd twee of meer mensen nodig. „De vrijheid van meningsuiting kun je op gemeentelijk niveau niet beperken als het over de inhoud gaat”, stelt Brouwer.
Twee weken geleden verweet de gemeente Den Bosch een vrijwilliger van prolifeorganisatie Kies Leven „hinderlijk gedrag”, wat strafbaar is volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Met dat „hinderlijk gedrag” doelt de gemeente op de activiteit zelf: dat de vrouw mensen aansprak en flyerde vlak bij de abortuskliniek in de Brabantse stad. Dinsdag arresteerde de politie opnieuw een vrijwilliger van Kies Leven die folders uitdeelde, dit keer bij de kliniek in Utrecht. Reden van de aanhouding was volgens de politie „onnodig opdringen” – dat strafbaar wordt gesteld in de APV.
Met de APV in de hand kunnen gemeenten hooguit beperkingen qua tijd en plaats opleggen, niet met betrekking tot de inhoud van de boodschap, zegt Brouwer. „Je kunt de vrijheid van meningsuiting niet aanmerken als hinder.”
De hoogleraar snapt Utrecht en Den Bosch wel; liefst zou hij zelf ook zien dat „kwetsbare bezoekers van abortusklinieken beschermd worden. Maar daar moet dan wel een juridische grondslag voor zijn.” Voor hem is het glashelder: „Uitingen die onder de vrijheid van meningsuiting vallen kun je niet typeren als hinderlijk gedrag of onnodig opdringen. Op gemeentelijk niveau kun je geen beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting stellen, want dan zijn grondrechten niets meer waard.”
Gaatje
De Groningse hoogleraar vindt het „gevaarlijk” om de vrijheid van meningsuiting te typeren als hinderlijk gedrag. Om daar een beroep op te doen, moet volgens hem in ieder geval sprake zijn van fysieke hinder. Het feit dat de abortuskliniek en buurtbewoners het gedrag van de vrijwilligers als hinderlijk ervaren, is onvoldoende om iemand aan te houden, stelt Brouwer. „De organisatie heeft goed nagedacht over deze aanpak: ze heeft een gaatje gevonden waardoor vrouwen kliniekbezoekers toch met hun boodschap kunnen bereiken.”
Uitingen die onder de vrijheid van meningsuiting vallen kun je niet typeren als hinderlijk gedrag
Brouwer vindt dat Utrecht beter had moeten weten. Hij refereert aan de Utrechtse studente Joanna die in 2013 protesteerde tegen de monarchie bij een theater waar toenmalig koningin Beatrix haar verjaardag vierde. Joanna werd door de politie verwijderd, maar achteraf bleek dat dit niet mocht. Haar actie viel immers onder de vrijheid van meningsuiting.