Fietsverlichting verplicht
Voor de veiligheid van weggebruikers acht de overheid het op 10 februari 1905 nodig om in de nieuwe Motor- en Rijwielwet een bepaling over fietsverlichting op te nemen.
De loopfiets uit 1817 staat dan allang in het museum. Vrouwen op de fiets is, in tegenstelling tot de eerste jaren uit de fietsgeschiedenis, ook nauwelijks nog een probleem.
Door de toename van het fietsverkeer en het grote aantal ongevallen waarbij de fiets een rol speelt, neemt de regering in 1905 een wet aan die de veiligheid van fietsen moet vergroten.
Zo bepaalt zij dat er verlichting op de fiets moet zitten. Er zijn al wel fietsen die een kaarslantaarn hebben. Nu moeten alle fietsen in het donker hun kaarsjes ontsteken.
Al snel komen er carbidlampen. Het ontsteken hiervan geeft minder werk en carbidlampen geven veel meer licht. Ideaal is de uitvinding van de dynamo die elektrische lampen aandrijft.
De Nederlandse fietsfabrikant Gazelle komt vanaf 1929 met eigen verlichtingsmerken, met legendarische namen als Elga (Electrisch Licht Gazelle), Prico (Prima concurrentie) en Arko (Arentsen en Kölling).
Het zijn merken die door fabrikant Balaco uit Duitsland in opdracht worden geleverd. Tot eind jaren vijftig levert Gazelle verlichting alleen tegen meerprijs. Vanaf 1940 wordt op de duurdere modellen meestal de Zwitserse Nordlicht-verlichting geleverd. Na 1960 wordt dit merk tot ver in de jaren ’80 gemonteerd. Vanaf eind jaren ’50 tot begin jaren ’60 monteert Gazelle ook andere typen koplamp.
Gazelle levert sinds 1939 bij de duurste modellen een gesoldeerd achterlichtje, dat tot eind jaren ’60 in de oorspronkelijke vorm blijft gehandhaafd. Het maakt Gazelle-fietsen al vanaf grote afstand herkenbaar.