BuitenlandItalië
Kerk Italië ging probleem maffia lang uit de weg

Het was een onaangename ervaring voor pastoor Felice Palamara in Cessaniti, in het Italiaanse Calabrië. Toen hij op 23 februari tijdens het opdragen van de mis de kelk aan de mond bracht, kreeg hij argwaan door een vreemde geur. Hij dronk niet. De wijn bleek door onbekenden te zijn aangelengd met bleekwater.

Uitzicht op de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad bij het vallen van de avond. beeld Getty Images
Uitzicht op de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad bij het vallen van de avond. beeld Getty Images

Voor de geestelijke was het niet echt een verrassing. In de weken ervoor had hij al diverse anonieme brieven en doodsbedreigingen ontvangen en was zijn auto tweemaal beschadigd. Ook was hij de enige niet. De andere priester van het dorp, Francesco Pontoviero, vond als waarschuwing een dode kat op zijn auto. De wagen van Giovanni Rigoli, pastoor van het nabijgelegen Varapodio, werd na een reeks bedreigingen begin februari in brand gestoken. En de plaatselijke bisschop, don Attilio Nostro, ontving op 1 maart een kogelbrief.

De getroffen geestelijken hebben aangifte gedaan bij de plaatselijke rechtbank – en praten daarom niet met de pers. Volgens het openbaar ministerie is het „duidelijk dat men het bisdom en de hervormingsgezinde activiteiten van de bisschop wil treffen”. Cessaniti ligt in wat in Italië eufemistisch wordt aangeduid als „een moeilijk gebied”. Het gemeentebestuur is in 2022 naar huis gestuurd en vervangen door een regeringscommissaris wegens „maffiose infiltratie”.

Gemeenteraadsleden en wethouders speelden bij de verdeling van publieke gelden onder één hoedje met de plaatselijke clan van de ‘Ndrangheta, de Calabrese maffia. Dat gebeurt op meerdere plaatsen in Zuid-Italië, waar naast de staat ook de kerk zich tegen de misdadigers heeft gekeerd. Vanaf de kansel en in de parochie roepen bisschoppen en eenvoudige dorpspaters vooral hun jongere gelovigen op om de wet te eerbiedigen, zich niet te laten afpersen, aangifte te doen van misdrijven en zich niet te laten ronselen door de gangsters. Dat roept regelmatig gewelddadige reacties op van de ‘Ndrangheta en andere maffiose organisaties zoals de Cosa nostra op Sicilië en de Camorra in Napels en omstreken.

Dat is niet altijd zo geweest. De relatie tussen kerk en maffia was lange tijd dubbelzinnig en in een niet zo ver verleden gingen wijwater en karabijn maar al te vaak broederlijk samen. Zo worden bij het plechtig inzweren van nieuwe leden van de maffia bidprentjes gebruikt, zonder dat de kerk daar ooit tegen heeft geprotesteerd. Op hun beurt financieren lokale gangsterbazen heiligenfeesten en het komt ook nu nog voor dat een processie eerbiedig een stop maakt voor de woning van de voornaamste maffioso van het dorp.

Goede christenen

Veel maffiosi, ook massamoordenaars, beschouwen zichzelf wonderlijk genoeg als goede christenen. Bernardo Provenzano, de 41 jaar lang voortvluchtige topman van de Siciliaanse maffia, schreef vanuit zijn onderduikadres opdrachten aan zijn medewerkers, die steevast eindigden met een vrome wens en een verwijzing naar een of andere heilige. Maffiabaas Pietro Aglieri had zijn schuilplaats volgestopt met kruisen en heiligenbeelden en bezat een altaar, waar regelmatig een door hem uitgekozen pater de mis kwam opdragen.

Lange tijd is de kerk het probleem maffia uit de weg gegaan. In de jaren 60 ontkende de aartsbisschop van Palermo, kardinaal Ernesto Ruffini, zelfs het bestaan ervan. Volgens hem was de maffia een bedenksel van journalisten en linkse politici en ging het ware gevaar uit van de goddeloze communisten. Zodoende kon priester Agostino Coppola –niet toevallig een neef van de Italiaans-Amerikaanse gangster Frank ”Three Fingers” Coppola– ongestoord het huwelijk inzegenen van de ondergedoken maffialeider Totò Riina en werden ook aan andere voortvluchtige gangsters sacramenten als de doop, het vormsel en de ziekenzalving –plus een pompeuze begrafenis– niet onthouden. De biechtvader van maffioso Giuseppe Guttadauro betoogde zelfs dat er een ‘maffiazonde’ bestaat waarvoor vergiffenis mogelijk is.

De achterliggende gedachte was dat ook slechte mensen door Gods genade goed kunnen worden. Maar volgens Piero Grasso, de voormalige topman van de Italiaanse maffiabestrijding, werd daarmee een gevaarlijke weg ingeslagen. „De doctrine van de grenzeloze vergiffenis heeft de maffia geholpen. Het was niet ongewoon dat gangsters, alvorens een moord te plegen, eerst de kerk in liepen om een kruis te slaan en erna in de biechtstoel om vergiffenis vroegen, om vervolgens gewoon door te gaan.”

Bovendien werd, zo stelt Grasso, een traditionele band geschapen tussen vrome maffiosi en vertegenwoordigers van de kerk, die in de ogen van het gewone volk de maffia legitimeerde en daarmee haar bestrijding in de weg stond.

Moedige zielenherders

In de jaren 80, toen inmiddels voor iedereen duidelijk was dat de maffia wel degelijk bestond, stond een nieuwe stroming op van zogenoemde ”preti coraggio”, moedige zielenherders, die het als hun taak zagen om hun kudde van de maffiose onderdrukking te bevrijden. Zij waren daarin overigens niet de eersten: al in 1862 werden twee Calabrese paters vermoord, nadat zij geweigerd hadden om zich te laten afpersen en de gelovigen hadden opgeroepen om ook niet te betalen. Antonio Riboldi, bisschop van het camorrabolwerk Acerra, sprak in zijn preken harde veroordelingen uit aan het adres van de gangsters en slaagde erin om onder zijn parochianen de omertà, de maffiose zwijgplicht, te doorbreken. Riboldi was de eerste bisschop die van de regering een escorte toegewezen kreeg. Gezien het grote aantal bedreigingen dat hij ontving, was dat niet overbodig.

Een andere trendsetter is Don Luigi Ciotti, die in de jaren 90 een groot aantal antimaffiaorganisaties bijeenbracht en gangmaker was achter een wet die het mogelijk maakt om in beslag genomen eigendom van maffiosi te gebruiken voor maatschappelijke doeleinden. Nu produceert zijn stichting Libera op voormalig maffioos grondgebied onder meer wijn, pasta en sinaasappels. Dat is niet zonder risico – het is altijd mogelijk dat de voormalige bezitters zich willen wreken. Dus heeft ook Don Ciotti een gewapend escorte.

Doodgeschoten

Hun voorbeeld werd gevolgd door tientallen paters, van wie sommigen hun moed met de dood hebben moeten bekopen. Don Pino Puglisi, pastoor van Brancaccio, werd geboren in een arme wijk van Palermo en kende dus de maffiosi goed. Hij organiseerde bijeenkomsten en voetbaltoernooien voor jongeren, die anders een prooi voor de Cosa Nostra konden worden. Ook riep hij zijn parochianen op om maffiosi aan te geven. In 1993 werd hij doodgeschoten op last van de gebroeders Graviano, leiders van de in de wijk heersende clan. Postuum kon hij nog een succes claimen: de beide daders kregen na hun arrestatie spijt en droegen bij aan het oprollen van de Gravianobende. Don Puglisi is in 2013 zalig verklaard.

In 1994 werd in Casal di Principe bij Napels pastoor Peppino Diana vermoord in de sacristie van zijn kerk. Don Diana had furore gemaakt door te fulmineren tegen de plaatselijke Clan der Casalesi. In een boodschap die hij met Kerst 1991 in alle kerken van Casal di Principe verspreidde, noemde hij de Camorra „een vorm van terrorisme die angst inboezemt en gewapenderhand onaanvaardbare regels oplegt: afpersing die economische groei onmogelijk maakt; smeergelden van 20 procent en meer, die zelfs de moedigste ondernemers afschrikken; drugshandel waaraan een groot deel van onze jeugd ten onder gaat; en bendeoorlogen die hele gezinnen uiteenrukken”. De christenplicht bestaat eruit om dergelijk onrecht te signaleren en te melden aan de autoriteiten, aldus Don Diana met een verwijzing naar Ezechiël 3:16-18.

Bomaanslagen

Belangrijk voor de relatie tussen kerk en maffia was ook het bezoek aan Sicilië van paus Johannes Paulus II. Op 9 mei 1993 hield hij in de Tempelvallei van Agrigento een historische preek die een frontale aanval op de maffia inhield. „Het Siciliaanse volk kan niet leven onder de druk van een beschaving des doods. En ik zeg tot de verantwoordelijken: bekeert u! Eens komt het oordeel Gods!”, riep hij onder luide bijval. Daarmee had hij duidelijk gemaakt waar de kerk stond. De maffia reageerde twee maanden later met bomaanslagen op twee kerken in Rome. De Sint Jan in Lateranen liep, op gebroken ruiten na, weinig schade op, maar van de San Giorgio in Velabro werd het duizendjarige voorportaal volkomen vernield.

Na de toespraak van de Paus was nog niet de hele kerk bekeerd. Regelmatig bleken priesters betrokken bij Maffia-activiteiten. Af en toe kwamen er daarvoor geestelijken voor de rechter. Zo werd nog in 2021 Don Pina Strangio, die van 1998-2017 rector was van Polsi, een bekend bedevaartsoord in het woeste Aspromontegebergte, veroordeeld. tot negen jaar en vier maanden cel.

Hij had tientallen jaren gefungeerd als bemiddelaar tussen de plaatselijke ‘maffiafamilies, onder wie verscheidene verwanten van hemzelf. Nog steeds lopen dus niet alle geestelijken voorop in de strijd tegen de maffia.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Italië

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer