Ware bekering in Togo is niet gediend met missionair knip- en plakwerk
NET Foundation gaat straks met een mooi bedrag richting Togo. Maar daar liggen gevaren op de loer. Teveel zelf willen regelen bijvoorbeeld. Wat neerkomt op missionair knip- en plakwerk. Ware bekering van mensen is er niet mee gediend, weten ze bij NET.
De RD-actie voor Guinee-Bissau en Togo gaat zijn laatste drie weken in. Joanne van der Vlist, Adriaan Verwijs en Raymond Warnaar zijn namens NET Foundation betrokken bij het project in Togo. Hieronder delen ze iets over de achtergrond van het project, de organisatie ervan en de uitdagingen die hen wachten.
Waarom een project in Togo?
Adriaan Verwijs: „Eigenlijk tref je overal in Afrika naast goed opgeleide predikanten veel voorgangers aan die niet of nauwelijks zijn opgeleid, maar ik denk dat Franstalig Afrika –waartoe Togo behoort– een extra achterstand heeft vergeleken met Engelstalig Afrika. Zoals dat tot voor kort ook bij NET Foundation speelde, merk je bij verschillende zendingsorganisaties dat ze de stap naar Franstalige landen lastig vinden. Bijbelvertalingen zijn er genoeg, maar materiaal om voorgangers mee op te leiden? Wie bijvoorbeeld het Engelstalige Uganda met Togo vergelijkt, die ziet op dit punt een merkbaar verschil.”
Dat NET Foundation nu aan de slag gaat in Togo is mogelijk dankzij de benoeming van Joanne van der Vlist. Ze spreekt vloeiend Frans en is sinds vorig jaar de coördinator van het project in Togo.
Intussen maakt Togo deel uit van een groter plan.
Joanne van der Vlist: „Dat is zo. Vanuit Togo willen we meer landen in Franstalig Afrika bereiken. Zo kregen we al aanvragen uit Guinee, Congo, Senegal en Ivoorkust.” Raymond Warnaar vult aan: „Vanuit Togo willen we de grens over naar Benin en dat doen we via de netwerken die Wycliffe Bijbelvertalers en SIL daar hebben. Deze twee organisaties zijn al geruime tijd actief in Togo.” Wycliffe is ook betrokken bij het Togolese project, meldt Warnaar. „De mensen van Wycliffe gaan samen met ons de conferenties organiseren. Wij van NET Foundation zorgen dan voor de menskracht en het materiaal. Organisaties die daar al langer werken kunnen veel dingen nu eenmaal beter doen dan wij.”
Intussen is er grote behoefte aan theologisch lesmateriaal dat de kloof overbrugt tussen de (vertaalde) Bijbel en plaatselijke gemeenten die zich in diverse uithoeken van het land bevinden en vaak nauwelijks opgeleide voorgangers hebben. Warnaar: „Wij zien dat kerken en zendingsorganisaties verlegen zitten om zulk onderwijsmateriaal. Wij bieden hen dat gratis aan, met als voorwaarde dat afnemers door onze trainers worden begeleid, zodat ze weten hoe ze ermee moeten werken.”
Hoe groot is de nood in Togo?
Verwijs: „Die is groot en dat komt door de invloed van voodoo en de islam. Maar ook vanwege allerlei vormen van syncretisme waardoor mensen aan de buitenkant netjes christen lijken, maar vanbinnen nog veel animisme met zich meedragen, vaak zonder dat ze het zelf weten.” Daarnaast is armoede een factor, aldus Warnaar. „Voorgangers moeten eigenlijk altijd blijven werken voor inkomsten. Slaag er dan maar eens in om een theologische opleiding ergens ver weg te volgen.” Ondanks deze problemen zijn kerken in Togo sterk zendingsgericht. Verwijs: „Kerkplanting heeft een hoge prioriteit en die aanwas van gemeenten gaat zo hard dat er een voortdurende vraag is naar het opleiden van voorgangers. Als die in allerlei uithoeken van het land zitten, wordt het steeds lastiger voor bestaande opleidingen om hen te bereiken.”
Togo is vanuit het christelijk geloof bezien zeker geen geestelijk schraal land.
Verwijs: „Juist daarom is het zo belangrijk om dit werk te doen. Daar ben ik echt heel enthousiast over. Ik merk het ook aan de Togolezen die we voor dit project ter plekke in dienst hebben. Dat zijn allemaal gedreven en capabele mensen.” Warnaar: „Aan die geestelijke drive geven wij nu begeleiding en we bieden hen materiaal en tools die ze zelf niet voorhanden hebben.” Van der Vlist zegt dat er veel te leren is van de mensen daar. „De passie die ze hebben om volgelingen te maken! Ze zijn superdruk, want door armoede is stilzitten er niet bij, en toch blijven ze dat kerkenwerk doen.”
Even concreet over die vijf opleidingslocaties. Hoe gaat een en ander in zijn werk?
Verwijs: „We hopen met de nu nog onbereikbare voorgangers contact te krijgen door heel decentraal die opleidingen op vijf locaties te starten. En dan niet even, maar drie jaar lang voorgangers trainen en begeleiden. Ervoor zorgen dat ze aan het einde van de rit de nodige bagage hebben aan Bijbelkennis en inzicht in de praktijk van het christen-zijn. Om dat vervolgens ook weer mee te nemen de gemeenten in en het daar over te dragen.”
„Het lesprogramma bestaat uit tien boekjes die in drie jaar tijd worden behandeld. Rond elk boekje wordt eerst een conferentie georganiseerd van twee à drie dagen, waar deelnemers de zeven hoofdstukken bespreken. De plaatselijke predikanten die vanuit de vijf locaties de opleiding coördineren, zijn nu bezig met het uitnodigen van voorgangers uit diverse kerken in de wijde omgeving – gemiddeld zullen dat er zo’n vijftig per conferentie zijn.”
Naast de coördinatoren zijn de docenten van belang, zij die de lesstof aanbieden. Spannend wordt het rond de vraag wat er daarna gebeurt, dus nadat studenten terug zijn gegaan naar hun gemeenten. Warnaar: „Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het materiaal zó in die plaatselijke kerk landt dat het Koninkrijk van God ook daar wordt opgebouwd? Over hoe we dat organisatorisch vorm geven zijn we ons intensief aan het bezinnen.” Verwijs zegt met de cursussen al veel ervaring te hebben opgedaan in Zuid-Azië – India en Pakistan. Lessen uit die regio zijn volgens hem goed toe te passen in de Togolese situatie.
Een ding staat in dit verband voor Warnaar vast: NET Foundation moet zijn plek weten. „Wijzelf gaan daar niet zitten, want we kennen de taal niet en de cultuur evenmin. Daarom dienen we steeds weer op zoek te gaan naar mensen die voor ons ter plekke aan de slag gaan. Intussen zetten wij vanuit onze missionaire ervaring cursussen op die zuiver Bijbels van inhoud zijn. En wij leiden docenten en trainers op die met de studenten teruggaan naar hun lokale bases. Ze doen dat met één opdracht op zak: zorg ervoor dat deze lessen in de gemeente landen, in jullie eigen taal, in jullie cultuur en context.”
Warnaar hamert op het belang van gedreven christenen als medewerkers. „Alleen zo voorkom je een geestloze knip-en-plak-aanpak, die geen verandering in mensenlevens teweegbrengt, maar enkel oppervlakkige aanpassing.”
Hoe houd je daar vanuit Nederland zicht op?
Van der Vlist: „We hebben wekelijks online contact met de zeven coördinatoren en zij hebben iedere week onderling een gebedsmoment, waar ik zoveel mogelijk bij aansluit. Tijdens die momenten zie je nu al iets van teambuilding gebeuren. De zeven Togolezen volgen online nu een training die wij geven – en die is voor het eerst in het Frans. De eerste conferenties staan op stapel en daar hoop ik zeker ook bij te zijn.”