Hoe komen pioniersplekken in contact met mensen die nooit of alleen in een ver verleden betrokken waren bij een kerk? En welke nieuwe geloofsgemeenschappen ontstaan daardoor? Marinka Verburg-Janssen (37) deed er onderzoek naar.
WantMore en De Oever, dat zijn de gefingeerde namen die Verburg gaf aan twee pioniersplekken binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) waar ze vanaf 2015 enkele jaren „uitgebreid veldwerk” verrichtte. De promovenda, oud-leerling van het Wartburg College (locatie Revius) in Rotterdam, woonde er bijeenkomsten bij en interviewde pioniers en bezoekers. Ook deed ze literatuuronderzoek en bezocht ze meer dan eens in Utrecht het Landelijk Team Pionieren van de PKN.
„Het verraste me dat er nog heel weinig is geschreven over het prille beginstadium van geloofsgemeenschappen”, zegt Verburg, zelf lid van de Oecumenische Janskerkgemeente in Utrecht. Maandag promoveert ze aan de Protestantse Theologische Universiteit in Groningen op haar onderzoek.
Wat kenmerkt de pioniersplekken waar u onderzoek deed?
„WantMore is een pioniersplek in een grote stad. Deze is ontstaan vanuit twee wijkgemeenten die beschikbaar wilden zijn voor hun omgeving, waar veel hoogopgeleiden en creatieve mensen wonen. Er werden kort na elkaar twee vacatures voor pionier in het leven geroepen waarop mensen konden solliciteren. Vervolgens ontstond een pioniersplek die activiteiten ging organiseren. Mensen werden hiervoor uitgenodigd door advertenties, flyers, berichten op sociale media en in de wijkkrant. In de bijeenkomsten had het christelijke verhaal een plek naast elementen uit andere zingevingstradities.
Bij De Oever hebben de meeste bijeenkomsten een duidelijk christelijke identiteit, waarbij bijvoorbeeld een Bijbelgedeelte centraal staat. Deze pioniersplek is ontstaan in een groot dorp, op initiatief van iemand die daar betrokken was bij missionair werk. Hij ontdekte dat veel inwoners interesse hadden in het christelijk geloof. Maar als ze aansluiting zochten bij een bestaande geloofsgemeenschap konden ze daar niet aarden. Daardoor ontstond het verlangen om voor hen een nieuwe gemeenschap te vormen. Dat heeft geleid tot een pioniersplek die, naast andere activiteiten zoals maaltijden, vanaf het begin op zondagochtend ontmoetingsdiensten organiseerde. Mensen raakten hier vooral bij betrokken door persoonlijke contacten met pionier Willem of andere leden van het pioniersteam.”
Hoe hebben beide pioniersplekken zich ontwikkeld?
„Bij WantMore zag ik vooral mensen die eenmalig of af en toe een activiteit bezochten. Vaak bleven ze nog wel op een mailinglijst staan, maar ze kwamen niet frequent. Onlangs heb ik WantMore nog een keer bezocht. Inmiddels worden daar, na mijn onderzoeksperiode, op zondag soms ook diensten gehouden en zijn er mensen die daar met enige regelmaat komen. Deze diensten hadden een langere aanlooptijd nodig en zijn heel anders van karakter dan die bij De Oever.
Bij De Oever waren vanaf het begin mensen die frequent de ontmoetingsdiensten bezochten, vaak niet elke zondag, maar wel meerdere keren per maand. Per keer kwamen er zo’n vijftig bezoekers.”
Hoe zien deze ontmoetingsdiensten eruit?
„Ze hebben veel overeenkomsten met diensten in bestaande kerken, met het lezen van een Bijbelgedeelte, een overdenking, gebeden en het zingen van christelijke liederen. Bezoekers krijgen persoonlijke aandacht. Buiten staan altijd mensen om hen een hand te geven. Aan het begin van de diensten begroet iedereen degenen die naast hem zitten. Tijdens de dienst zijn er interactieve momenten, waarbij de aanwezigen bijvoorbeeld kunnen zeggen waarvoor ze gebed willen.”
Hoe is de verhouding tussen bezoekers die niet eerder kerkelijk betrokken waren en degenen die dat ooit wel waren?
„Bij De Oever waren de meesten ooit kerkelijk betrokken. Degenen die dat niet waren, werden bijvoorbeeld door hun kerkelijke partner meegenomen. Pionier Willem had bovendien goed contact met een uitvaartondernemer. Die verwees soms mensen naar hem door die iemand zochten om een uitvaart te leiden, maar niet per se een predikant. Willem wilde dat doen, maar stelde als voorwaarde dat hij daarna nog een keer met de familie mocht afspreken. Als het dan over leven en dood gaat, komen er al snel existentiële vragen aan de orde, die een bruggetje vormen naar het christelijk geloof.
Uit de interviews die ik hield bij WantMore bleek dat de meeste bezoekers nooit kerkelijk betrokken waren. Wel herinnerden ze zich soms een oma die vroeger naar de kerk ging en dat fijn vond. Maar ik sprak er ook een vrouw die als kind vaak in de kerk kwam. Aan de ene kant vond ze het instituut kerk ingewikkeld, maar ze had er ook warme herinneringen aan. Ze merkte dat ze haar eigen kinderen in materieel opzicht alles kon geven, maar niet de ervaring van gemeenschap zoals ze die vroeger in de kerk had ervaren. Zij ging daarnaar op zoek en kwam zo bij WantMore terecht.”
Welke lessen trekt u uit uw onderzoek voor nieuwe missionaire initiatieven?
„Mijn belangrijkste advies is: ga vooral praten met de mensen voor wie je iets wilt betekenen en luister goed naar hen. Bijna alle pioniers zeggen: „Ik had vooraf bepaalde ideeën, maar die veranderden toen ik met de mensen in contact kwam.” Dan blijkt ook hoe groot de kloof is tussen de kerk en niet-kerkelijke mensen. Het is heel belangrijk goed naar hen te luisteren om te kijken hoe je daar aansluiting bij kunt vinden.
Vaak richten pioniers zich op een bepaalde groep, maar bijna altijd zijn de mensen die komen veel diverser. Sta daarvoor open, wees flexibel en pas je programma zo nodig aan. Zorg dat elke bezoeker zich echt gezien voelt. Als je goed naar het persoonlijke verhaal van de ander luistert, kan dat een opening zijn om ook met je eigen verhaal te komen en te vertellen wat jou inspireert. Probeer te ontdekken hoe God al bij de ander aan het werk is, en sluit daarbij aan.”