Twee Oekraïense burgers hebben in Den Haag verteld over hun tijd in Russisch gevangenschap, waar ze naar eigen zeggen getuige zijn geweest van oorlogsmisdaden. „Het was vreselijk”, zegt Lilia Psjenytsjna. „We voelden hun beestachtige haat.”
Psjenytsjna woonde in Cherson toen de Russen in februari 2022 Oekraïne binnenvielen. Ze ging als vrijwilliger bij een kerk aan de slag waar ze zorgde voor kinderen die zich daar schuilhielden. Toen de Russen, die de stad hadden bezet, dat te horen kregen, werd Psjenytsjna opgepakt. Ze zat zestig dagen vast. „We probeerden vol te houden, er was geen sanitair, er waren geen extra kleren, we konden ons niet eens wassen.” Ze zegt dat andere gevangenen, die politieagent waren geweest, regelmatig werden gemarteld en terugkwamen van ondervragingen met grote wonden. „Ze hadden totaal geen respect voor ons.”
Ook Artem Tatarbjejev werd opgepakt door de Russen. Hij woonde in Marioepol en was in dienst geweest bij het leger, maar was een burger tijdens de invasie. „Mijn huis is gebombardeerd en ik heb een baby, dus op een gegeven moment hebben we besloten dat we gewoon weg moesten.” Tatarbjejev werd opgepakt bij een checkpoint toen hij het bezette gebied probeerde te verlaten. De Russen zeiden dat hij bij het beruchte Azov-bataljon had gezeten, wat volgens Tatarbjejev niet waar is.
Hij zat meer dan een jaar vast en omschrijft die tijd als „vernederend”. „Ze wilden dat ik met hen ging samenwerken en een Russische staatsburger werd, maar dat wilde ik niet. Ik ben een patriot.” Volgens Tatarbjejev kreeg hij alleen een gevangenisuniform en had hij het hele jaar bijvoorbeeld maar een paar sokken. „Het voedsel was vreselijk, de matrassen oud en ze doorzochten onze kamer elke dag.”
Psjenytsjna en Tatarbjejev waren uitgenodigd door de Britse ambassade in Den Haag om te vertellen over hun ervaringen, aangezien de Russen bijna twee jaar geleden Oekraïne binnenvielen. De Britse ambassadeur Joanna Roper benadrukte dat het Verenigd Koninkrijk en de rest van het Westen Oekraïne zullen blijven steunen „voor zolang als het nodig is”.
Ook de Oekraïense ambassadeur Oleksandr Karasevytsj was uitgenodigd. Hij zegt dat het belangrijk is om dit soort „gruwelijke” verhalen te blijven vertellen, „zeker in deze stad waar oorlogsmisdaden worden onderzocht door het Internationaal Strafhof.” Hij hoopt dat getuigenissen zoals die van Psjenytsjna en Tatarbjejev kunnen helpen om daders verantwoordelijk te houden.