Nederland steunt streven naar geboortebeperking in arm land
Nederland streeft in geen enkel ander land naar verlaging van de bevolkingsgroei, stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken nadrukkelijk. Het kabinet trekt echter wél geld uit voor programma’s die dat onomwonden beogen. Hoe zit dat?
Een „topprioriteit”. Het beoordelingsformulier voor het project ”Burundi SRHR Solutions” windt er geen doekjes om: naast het verminderen van seksueel geweld is vermindering van de bevolkingsgroei een topprioriteit in het Oost-Afrikaanse land. SRHR is de Engelse afkorting voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), een term waaronder ook abortus valt.
In het formulier –ingevuld door medewerkers van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken– valt te lezen dat de twee prioriteiten moeten worden bereikt door „interventies”, onder meer op het gebied van gezondheid, onderwijs, massacommunicatie en pleitbezorging (zie kader). Het budget: 15,6 miljoen euro.
Helder is ook de inzet van het ”Yamaan voucher program”, een hulpprogramma in Jemen. De „focus” ligt onder meer op de verlaging van „het totale vruchtbaarheidscijfer” in het land. Dat wordt expliciet omschreven als een „doel”. Met vouchers kunnen vrouwen gratis een ingreep ondergaan om langdurig of permanent onvruchtbaar te worden gemaakt (zie kader). Nederland trekt voor 10 miljoen euro de portemonnee voor het project, dat nog tot eind volgend jaar loopt.
Niet uit te sluiten is dat Nederland nog meer projecten steunt die beogen het vruchtbaarheidscijfer te verlagen.
Moedersterfte
Zowel Burundi als Jemen heeft te maken met een hoog geboortecijfer. In 2022 hadden vrouwen in deze landen gemiddeld respectievelijk 5,22 en 3,44 kinderen, volgens Our World in Data. Ter vergelijking: in Nederland was het gemiddeld kindertal per vrouw in dat jaar 1,49, aldus het CBS. Ook de moeder- en kindsterfte ligt in beide landen een stuk hoger dan in de westerse wereld.
In Burundi en Jemen hebben achtereenvolgens slechts 47 procent en 48 procent van de vrouwen die „moderne anticonceptie” willen gebruiken daar ook toegang toe; ruim de helft dus niet, zo schreef minister voor Ontwikkelingssamenwerking Liesje Schreinemacher, die nu met zwangerschapsverlof is, in 2022 in reactie op Kamervragen van SGP, ChristenUnie en JA21.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag laat aan het Reformatorisch Dagblad weten dat het kabinet inzet „op het vergroten en verbeteren van de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, daar waar dit een uitdaging is”. Een dergelijke inzet is echter niet hetzelfde als minder geboortes ten doel hebben, iets wat dus wel in ieder geval in documenten over projecten in Burundi en Jemen te vinden is.
Resoluut
Naar aanleiding van beide casussen legde het RD diverse vragen voor aan het departement. Zoals: In welke landen streeft Nederland een verlaging van de bevolkingsgroei na? Hoe wordt zo’n streven in de praktijk gebracht? En hoe verhoudt dit doel zich tot keuzevrijheid op het gebied van voortplanting?
Het antwoord van Buitenlandse Zaken is resoluut: „Nederland streeft in geen enkel land naar verlaging van bevolkingsgroei en heeft dus ook geen doelstellingen op dat gebied”, laat een woordvoerder weten.
De Nederlandse inzet is volgens het ministerie wél gericht op het vergroten van seksuele vrijheid. Het departement spreekt over „het bevorderen van keuzevrijheid en universele toegang tot SRGR, zodat mensen zelf kunnen bepalen wanneer ze kinderen krijgen, met wie en hoeveel”. Om dit te bereiken, investeert Nederland „in het gehele spectrum van SRGR-diensten”, waaronder zogenoemde „veilige abortus”.
Buitenlandse Zaken ontkent niet alleen minder geboortes te willen, maar brengt zélf naar voren dat een streven daarnaar volgens het VN-Bevolkingsfonds (UNFPA) risico’s heeft. „Zoals UNFPA stelt in het 2023 wereldbevolkingsonderzoek: Er is geen perfect bevolkingsaantal. Dit rapport stelt dat beleid gericht op het onder controle brengen van bevolkingsgroei, bijvoorbeeld door het stellen van vruchtbaarheidsdoelstellingen, vaak mensenrechten en keuzevrijheid, inclusief op het terrein van SRGR, inperken.” Dat laat volgens het ministerie zien dat er „spanning” bestaat tussen het „onder controle brengen” van bevolkingsgroei en de seksuele rechten van vrouwen, meisjes en jongeren.
Mensenrechten zijn voor Nederland een belangrijk punt in het buitenlandbeleid. Tegelijkertijd steunt het kabinet in elk geval in Burundi en Jemen dus wel het type beleid waar de VN juist op het punt van mensenrechten serieuze kanttekeningen bij plaatsen. De vraag waarom Nederland de beurs trekt voor projecten die onomwonden streven naar minder geboortes, is daarmee des te prangender. Net als de vraag of het ministerie kan garanderen dat inperking van mensenrechten en keuzevrijheid in de genoemde projecten in Burundi en Jemen niet aan de orde is.
Buitenlandse Zaken geeft op deze laatste vraag geen klip-en-klaar antwoord. Door „monitoring en dialoog” zegt het ministerie erop toe te zien dat wordt bijgedragen aan „grotere keuzevrijheid en bevorderen van mensenrechten”. Partnerorganisaties monitoren hun eigen inzet, zo blijkt na doorvragen. De organisaties zijn verplicht jaarlijks rapportages uit te brengen en die openbaar te maken. Medewerkers van Buitenlandse Zaken controleren die.
„We financieren organisaties die inzetten op keuzevrijheid, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie”, stelt het ministerie. „Het kan dus zijn dat we op dit terrein samenwerken met organisaties waarmee we de doelen niet delen, maar waarmee we wel de gezamenlijke resultaten kunnen behalen waar Nederland naar streeft.”
Het departement zegt de programma’s in Burundi en Jemen te steunen „omdat ze keuzevrijheid en universele toegang tot SRGR bevorderen. De programma’s dragen bij aan een verbeterde toegang tot moeder- en kindzorg (Jemen) en beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen (Burundi).”
Onduidelijk blijft echter hoe de „spanning” die Buitenlandse Zaken zelf benoemt precies uitpakt in de projecten in Burundi en Jemen. Meer keuzevrijheid en minder geboortes kunnen uiteraard samen opgaan. Dat veel mensen in beide landen geen toegang hebben tot anticonceptie, maar dat wel zouden willen, is daar een aanwijzing voor.
Anderzijds is het echter ook denkbaar dat een streven naar een lager geboortecijfer kan botsen met inzetten op meer keuzevrijheid. Voor zover het Nederlands geld en beleid aangaat, is er volgens Buitenlandse Zaken in ieder geval geen sprake van aanmoediging om voor abortus te kiezen. „Nederlandse partners” laten weten dit niet tegen te komen en zelf ook niet te doen, stelt het ministerie.
Kamervragen
SGP, ChristenUnie en JA21 stelden het kabinet in 2021 al een vraag over de verhouding tussen het zelfbeschikkingsrecht en het streven naar een lager vruchtbaarheidscijfer. Aanleiding was destijds een bericht in het RD waarin zijdelings het streven naar minder geboortes in Burundi en Jemen aan bod kwam.
Minister Schreinemacher ging destijds echter niet in op het streven naar minder geboortes. Tegenover het RD maakt het ministerie nu dus duidelijk hier niet zelf naar te streven. Wel kan het voorkomen dat Nederland programma’s die dit als doel hebben financiert, ondanks de risico’s die Buitenlandse Zaken zelf bij zo’n streven aantekent.